e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
versleten versleten: versle.tə (Beringen) verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)] III-1-3
verspreid gras sprei: spręi̯ (Beringen) Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98] I-3
verstelbaar luik boven de varkenstrog schedel: sxēi̯ǝl (Beringen), schedel van een trog: sxēl vān ǝn trōx (Beringen), trogschedel: troxsxēl (Beringen) Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e] I-6
verstopte speen kapotte deem: kápǫtǝ dēm (Beringen) Speen waaruit wegens verstopping geen melk komt. [N 3A, 67a] I-11
verstuiken verstuiken: verstuikt (Beringen) ik heb mijn voet verstuikt [ZND 08 (1925)] III-1-2
verteerde mest verbrand mest: vǝrbrant [mest] (Beringen) De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.] I-1
vertikale paal in een poort melger: mɛrǝgǝl (Beringen), stijp: stip (Beringen) Een rechtstaande, uitneembare paal in het midden van een poort, waartegen de beide poortvleugels gesloten kunnen worden. Deze paal is aan de bovenzijde meestal verankerd achter een gebogen stuk ijzer, aan de onderzijde in een gat. De paal wordt weggenomen als de poort helemaal geopend moet worden. De paal is onbekend in een groot aantal plaatsen. Door functionele overeenkomst kunnen de benamingen ook wel gebruikt worden voor andere soorten sluitbalken (zie deze lemmata). Zie ook afbeelding 18.g bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42e; N 5, 104; A 49, 4; add. uit N 5A, 93c] I-6
vertuieren tuieren: tø̜i̯ǝrǝn (Beringen), vertuieren: vǝrtø̜i̯ǝrǝn (Beringen) Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.] I-11
vespers vespers (<lat.): də vɛspərs (Beringen) de vespers [RND] III-3-3
vest gilet (fr.): witte gelee (Beringen), žile (Beringen), žilei (Beringen), žilē (Beringen), žəlē (Beringen), vest: vɛst (Beringen), wambuis: waməs (Beringen), wambuisje: weməskə (Beringen), weͅməskə (Beringen) herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (fr. gilet) [ZND 16 (1934)], [ZND B1 (1940sq)] || wit vest (manskledingstuk waarin het horloge gedragen wordt) [ZND 08 (1925)] III-1-3