e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) beer: biǝr (Beringen), bēr (Beringen), bīr (Beringen) De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
vonk vonk: vōŋk (Beringen, ... ), voͅŋk (Beringen, ... ) vonk, geinster [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-2-1
voogd voogd: voogt (Beringen) voogd (over minderjarige kinderen) [ZND 08 (1925)] III-2-2
voor de gek houden kloten: īmant klūətə (Beringen) iemand foppen [ZND B1 (1940sq)] III-1-4
voorhamer voorhamel: vørhamǝl (Beringen) Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.] II-11
voorhoofd voorhoofd: veurhut (Beringen), ə orə va zɛ vørhyt (Beringen) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || Een groot voorhoofd. [ZND 08 (1925)] III-1-1
voorklauw teen: tin (Beringen), voorklauw: vø̄rklō (Beringen) Het voorste deel van de hoef. [N 3A, 119b] I-11
voorknie voorknie: vø̄rknęi̯ (Beringen) Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9
vooroverduikelen een huppelepan maken: hūpələpan mākə (Beringen), over zijn kop tuimelen: øvər zene kop tuimele (Beringen) hij kan over zijn hoofd tuimelen (buitelen), een tuimeling maken [ZND 08 (1925)] || over de kop buitelen (duikelen, voorover vallen) [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
voorrooien peuteren: pø̄tǝrǝ (Beringen) Controleren of de aardappelen rijp zijn, of ze voldoende groot zijn om gerooid te worden. Omschrijvende uitdrukkingen zoals "kijken of de aardappelen rijp zijn" zijn hier niet opgenomen. [N 12, 20] I-5