e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

Gevonden: 3514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doden slachten: slaxtǝ (Beringen) De in dit lemma opgenomen gegevens duiden op het doden in het algemeen. De woordtypen kunnen betrekking hebben op zowel het doden van een varken als van een rund. Een bij de opgave eventueel bijgevoegd object ''varken'', ''rund'', ''koe'', ''beest''is niet in het woordtype opgenomen. De opgaven die wijzen op een doden door slaan met een hamer zijn ondergebracht in het lemma ''verdoven'', omdat het slachtdier in de regel door de slag eerst verdoofd raakte. Hierna kon het gemakkelijk gedood worden door steken of snijden. [N 28, 11a; N 28, 11b; N 28, 12 a; monogr.] II-1
doek doek: doek (Beringen), dok (Beringen, ... ), dook (Beringen) doek [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-1-3
doek -> [wld iii 2.2] witte doek: een witte doek (Beringen), ne witten dook (Beringen) een witte doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doffer, mannelijke duif duiver: doe:vər (Beringen), kropper: kropper (Beringen) duif, mannetje [ZND 01 (1922)], [ZND 39 (1942)] III-4-1
dogkar dogkar: doq˱kār (Beringen) Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.] I-13
dolle kervel dolle kelver: dǫlǝ kęlǝvǝr (Beringen), dolle kervel: dǫlǝ kē̜rǝvǝl (Beringen), wilde kelver: welǝ kęlǝvǝr (Beringen) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] I-5
dompelen dompelen: ps. invuller geeft alleen een antwoord op dompelen.  dompelen (Beringen, ... ), in het water soppen: in ⁄et water soppe (Beringen, ... ), onderstampen: onərstampə (Beringen, ... ), soppen: in d water soppe (Beringen), in d water sopə (Beringen) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dompelen [ZND 01 (1922)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderen donderen: donderen (Beringen, ... ), dondərə (Beringen, ... ), donərə (Beringen, ... ), doͅndərə (Beringen, ... ), grommelen: grammələ (Beringen) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk donderkoppen: doͅndər koͅpə (Beringen), donderkoppen.  doͅndərkoͅpən (Beringen), dondertorens: dondertorens (Beringen), dondərtorəns (Beringen), ps. omgespeld volgens Frings.  doͅndərtorəns (Beringen) donderwolk [ZND 33 (1940)] || zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: donder (Beringen, ... ), donər (Beringen, ... ), doͅndər (Beringen, ... ) donder [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4