18010 |
flauwvallen |
kwalijk vallen:
koilək valə (K358p Beringen),
van zijn sus vallen:
van zēne sus (K358p Beringen),
van zijn zelve vallen:
van zè zelve (K358p Beringen)
|
hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || in bezwijming vallen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
17989 |
flets |
flets:
flets gezicht (K358p Beringen)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
19288 |
flikflooien |
flikflooien:
ook materiaal znd 23, 55
flekflūjə (K358p Beringen),
flikfloeië (K358p Beringen),
mouwstrijken:
ook materiaal znd 23, 55
moawstrijken (K358p Beringen),
mouwstrēke (K358p Beringen),
mouwvegen:
ook materiaal znd 23, 55
mouwvegə (K358p Beringen)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
floe:m (K358p Beringen),
fluim (K358p Beringen),
spuwsel:
spuwsel (K358p Beringen),
tuf:
tyf (K358p Beringen)
|
fluim [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fezelen:
Van Dale: fezelen, 1. fluisterend praten of zeggen; - smoezen.
fizələ (K358p Beringen),
Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.
fiezelen (K358p Beringen)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)] || lispelen [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
22994 |
fluit |
fluit:
flöt (K358p Beringen),
fluitje:
flöteke (K358p Beringen)
|
Fluit. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22995 |
fluiten |
fluiten:
flöte (K358p Beringen)
|
Fluiten. [Willems (1885)]
III-3-2
|
28760 |
fluweel, velours |
fluweel:
fliwēǝl (K358p Beringen),
velours:
vlūr (K358p Beringen)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
een floere brook (K358p Beringen)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
kweekmerre:
kwēkmęrǝ (K358p Beringen)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|