e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
fluit broek met split:   fluit (Swalmen), concubine:   n fluit (Klimmen), dunne melk:   fløi̯t (Eisden), fluit:   fleet (Hasselt), fleit (Bree), fleut (Aubel, ... ), fleuët (Moelingen), fleït (As), fleüt (Helchteren), fluit (Hamont, ... ), fluut (Maaseik), flèit (Peer), flêeët (Genk), flêt (Bilzen), flôët (Tessenderlo), flöt (Beringen), flöut (Eupen), kinderfluitje:   fl"t (Zonhoven), flee.t (Hasselt), fleet (Genk), fleu.t (Zolder, ... ), fleut (Heerlen, ... ), fluet (Gronsveld), fluit (Boorsem, ... ), flø.yt (Tongeren), flø͂ͅt (Mheer), flûît (Beverlo), flɛit (Meeuwen), [Zie ook afbeelding pag. 10: e wi-jje fluitje maake].  fluît (Weert), a) Op de fluit sjpele.  fluit (Roermond), Fluitsjes make: van heulenteul (vlierhout) maakgde de kènger ziech fluitsjes.  fluit (Boorsem), Fr. flûte.  flùyt (Tongeren), gemaakt van de bast van lijsterbes  fluit (Ell), Het fluitje van den arbiter.  fløyt (Meeswijk), Hij was op zijn fluit aan het spelen.  fløͅyt (Lommel), Op de fluit blazen.  fløit (Niel-bij-St.-Truiden), Op een fluit spelen.  flø͂ͅit (Hamont), van uitgeholde tak  fluit (Blerick), Wat ën fein fluit (wat een mooie fluit).  fluit (Herten (bij Roermond)), manziek:   fluit (Klimmen), menstruatie: Gemeen.  fluit (Ell), minnares:   ene flēūt (Noorbeek), n fluit (Klimmen, ... ), ⁄n fluit (Boekend), natuurlijke waterloop:   flø̜i̯t (Klimmen), ondeugende vrouw:   fluet (Gronsveld), fluit (Beek, ... ), (ue = lange e in:). iets is weggelakt!  fluet. (Gulpen), v.  flø̄.t (Eys), penis:   fluit (Geleen, ... ), Gemeen.  fleut (Eksel), fluit (Hoensbroek, ... ), fləət (Loksbergen), Kinderwoord.  fluit (Roermond), Schertsend.  fleet (Genk), fluit (Belfeld), prostituée:   fluit (Venlo), n fluit (Blerick), een zotte fleût, een hieëte fleût  fleût (Eksel), schede:   fluit (Maastricht), flèjt (As), sein voor begin en einde van de schaft:   flø̄t (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), seinfluit:   fluit (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Eisden]), flø̄t (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Willem-Sophia]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), flø̜̄t (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Eisden]), slons (slodder?):   flûît (Beverlo), stek:   fluit (Stramproy), vagina, geslachtsorgaan van de merrie:   flø̄t (Zolder), versiersel:   fluute (Beek), vrouwelijk geslachtsdeel:   flejt (As), fleu.t (Zolder, ... ), fleut (Bocholtz, ... ), fluit (Bocholtz, ... ), Erg gemeen.  fluit (Herten (bij Roermond)), Gemeen  fluit (Venray), Gemeen.  fleut (Heerlen), fluit (Afferden, ... ), Gewoon.  fleet (Genk), fleut (Eksel, ... ), fluut (Gronsveld), Grof.  fluit (Tegelen), i.e. een del, snol.  fluit (Schinnen), Schertsend  fluit (Lommel), Schertsend.  fleet (Eigenbilzen), fleut (Diepenbeek), fluit (Belfeld, ... ), Vulgair.  fleet (Bilzen), wulps persoon:   fluit (zn.) (Altweert, ... ), zedelijk slecht meisje:   een fluit (Rekem), fleuht (Waubach), fleut (Doenrade, ... ), fleût (Eksel), fluet (Gronsveld), fluit (Beek, ... ), flèùt (Noorbeek, ... ), (v.).  flø̄.t (Eys), i.e. een manzieke vrouw.  fluit (Herten (bij Roermond)), vr.  flø̄.ət (Ingber) I-11, I-8, I-9, II-12, II-5, III-1-1, III-1-3, III-1-4, III-2-2, III-3-2, III-3-3