e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kinderfluitje blaasje: bleuske (Brunssum), feep: (n) feep (Lommel), feep (As, ... ), feep van zachte kolle (Tienray), fepe (Ittervoort), feêp (Weert), feêpe (Weert), fēp (Heel, ... ), fi:p (Eksel), fiep (Gennep, ... ), fiepen (Born), fieëp (Maaseik), fīp (Eksel), foehp (Genk), 1. Een "feep"is een rond houten kokertje, waaraan aan èèn kant een opblaasbaar ballonnetje is bevestigd. Aan de andere kant van het kokertje kan men het ballonnetje opblazen. Bij het leeglopen van het ballonnetje brengt de feep, door de ontsnappende lucht, een fluitend ("feepend") geluid voort. Enige decennia geleden waren deze "feepe"vooral op kermissen te koop.  feep (Herten (bij Roermond)), 1. Óngerwaeges maakdje ich mich ein feep van kaoresteel.  feep (Echt/Gebroek), 3. Soms spottend voor houten blaasinstrument.  feep (Venlo), = [131]  fieëp (Maaseik), [Met afbeelding].  feep (Tegelen), fluit met ballon  fēp (Roermond), gemaakt van de stengel van een paardebloem  feep (Ell), gevouwen blaadjes  feep (Blerick), Graanstengel.  feep (Geistingen), groene rogge  feep (Venray), Kunt gij een feep maken?  fep (Lommel), Oppe kirmes höbbe de kinjer zich ein feepke gekoch.  feep (Swalmen), Sub FLUIT.  feep / fiep / fiemp (Posterholt), van allerlei veldvruchten  feep (Vlodrop), van een roggehalm  feep (Maasbree), van een strohalm gemaakt  feep (Bocholt), van jonge graanstengels  feep (Thorn), van korenhalm  feep (Susteren), van korensprietje  feep (Kelpen), van vlierbes  feep (Melick), feepje: (ə) feepken (Lommel), feepke (Kaulille, ... ), fēpkə (Thorn), fiepke (Geulle), fipkə (Gennep), 131  feepke (Rekem), 132  feepke (Rekem), Eéntonig fluitje van lindenhout.  feepke (Eksel), NB feepke maaken: korenfluitje maken. Als het koren in de aar komt (nog groen is) kan men het bovenste stuk van de stengel uit de schede van het onderste deel trekken. Als men enkele centimeters van de onderzijde afsnijdt kan men dit buisje in de mond in een ovale stand drukken tot men op een gegeven moment bij het blazen een fiepend geluid hoort. Feepjes kunnen ook gemaakt worden van groot gras soort.  feepke (Eksel), Van korenstengel.  fi-jpke (As), fieper: fīpər (Susteren), fiepert: fiepert (Schimmert), fiepertje: fieperke (Eigenbilzen, ... ), fiepertje (Schinnen, ... ), van koren  fipərkə (As), fluit: fl"t (Zonhoven), flee.t (Hasselt), fleet (Genk), fleu.t (Zolder, ... ), fleut (Heerlen, ... ), fluet (Gronsveld), fluit (Boorsem, ... ), flø.yt (Tongeren), flø͂ͅt (Mheer), flûît (Beverlo), flɛit (Meeuwen), [Zie ook afbeelding pag. 10: e wi-jje fluitje maake].  fluît (Weert), a) Op de fluit sjpele.  fluit (Roermond), Fluitsjes make: van heulenteul (vlierhout) maakgde de kènger ziech fluitsjes.  fluit (Boorsem), Fr. flûte.  flùyt (Tongeren), gemaakt van de bast van lijsterbes  fluit (Ell), Het fluitje van den arbiter.  fløyt (Meeswijk), Hij was op zijn fluit aan het spelen.  fløͅyt (Lommel), Op de fluit blazen.  fløit (Niel-bij-St.-Truiden), Op een fluit spelen.  flø͂ͅit (Hamont), van uitgeholde tak  fluit (Blerick), Wat ën fein fluit (wat een mooie fluit).  fluit (Herten (bij Roermond)), fluitje: e fleetsje van ɛn sênt (Bilzen), fleetje (Ten-Esschen/Weustenrade), fleetsje (Genk), fleetsje maoke (Veldwezelt), fleetsje van toêtelêrre (van keishoot) (Bilzen), fleuteke (Eksel), fleutje (Doenrade, ... ), fleutjes (Eys), fluitje (Stein, ... ), fluitsje (Maastricht), flutje (Brunssum, ... ), flutjes (Vijlen), fluuteke (Eksel), flètje (Eigenbilzen), flötje (Meijel), flø:təkə (Eksel), fløtjə (Epen, ... ), fløͅtjə (Gennep), fløͅtsjə (Noorbeek), foøͅtjə (Klimmen), [Ev. fluitje, mv. fluitjere, RK]  fløtjərə (Epen), [Met afbeelding].  flötje (Tegelen), De fluit gelijk op een mini blokfluit met één enkel gaatje. In het voorjaar (rond Pasen), vóór de bladvorming zochten we houttwijgen van vooral lindehout, seringenhout (pinksterbloemmenhooët), lijsterbes (kliensterbeerenhooët) of andere. De twijg werd aan de dikste zijde recht afgesneden en daarna wordt daar een schuinte aangebracht. Het benodigde deel voor de fluit mag geen knoop of zijvertakking bevatten, moet rond zijn zonder oneffenheden. De lengte van de fluit wordt vastgelegd door een insnijding rondom, alleen de schil, dus tot op het hout. Ook wordt een dwars gleufgaatje aangebracht op ongeveer twee centimeter afstand vanaf de voorzijde tegenover de schuinte. Vervolgens wordt het hout nat gemaakt (in de mond gestoken). Met de handvat van het mes wordt op de schil geklopt terwijl men de twijg ronddraait tot men alle plaatsen bereikt heeft en dan kan de schil voorzichtig van het hout verwijderd worden. Eerst wordt een aanblaas kanaaltje gesneden vanaf de gleuf tot aan de voorzijde vervolgens wordt een luchtholte gemaakt vanaf het gleufje tot bijna aan de achterzijde. De twijg kan afgesneden worden enkele centimeters achter de plaats waar de schil verwijderd werd. Fluitjes kunnen gemaakt worden in verschillende dikten en lengten, met verschillende tonen.  fleutekes maaken (Eksel), rogge of koren  fløͅtjə (Meijel), stro of vlierhout  fløtjə (Eys), Sub flotsenhoat: Van flotsenhoat konste shoon flèètjes maoke.  flèètjes (Eigenbilzen), uit wiejehout  fluitje (Wijlre), van hout van de vlierbesstruik  fløͅtjɛ (Maasbree), van vlierstruik (heulenteul)  fleutje (Jeuk), kinderfluitje: kīŋərfløͅtjəs (Heerlen), kéngerfleûtje (Vorsen), korenfeep: koer`feep (Bocholt), korenpijpje: koo.repèè.pke (Zolder), liewerk: 1. Leeuwerik.  liewaerk (Genk), muziekje: mezîe.kske (Zolder), nachtegaal: uit hout  nachtegaal (Urmond), piepertje: pieperke (Sittard, ... ), pipkerke (Meijel), Door trillingen der flexibele wand bij het blazen ontstaan hoge en lage zoemtonen.  pieperke (Sittard), pijpje: peepke (Geleen, ... ), rietje: van riet  reetje (Blerick), toet: toe:t (Bocholt), toet (Echt/Gebroek, ... ), tōē.ët (Zonhoven), (Lange oe.) Zie trùt.  toet (Heerlen), S. toet (Hasselt): Rijnl. Tute, 1a. Blasshorn.  touë.t (Hasselt), Z.o. klotstoet - flotstoet.  toet (Kortessem), toeter: [NB Van Dale: mirliton (Fr.), aan beide uiteinden met een vliesje afgesloten rieten of kartonnen fluitje; - kinderfluit.]  toēter (Venray), toetje: Zie 2toet.  tuutje (Swalmen), treut: uit metaal  trōͅt (Urmond), vgl. toet, alles waarop de jeugd toetert: zie trùt.  trùt (Heerlen), veldfluitje: veldfluitje (Venlo) (Rieten of wilgen) fluitje. || 1. Een fluit(je) gemaakt uit elzenhout of holle stengels. || 1. Eenvoudig blaasinstrument. || 1. Fluit uit graanhalm of lijsterbes || 1. Fluit, blaasinstrument. || 1. Fluit. || 1. Fluitje aan ballon of papieren slurf. || 1. Fluitje. || 1. Mirleton, koperen blaasinstrument. || 1. Muziekje gemaakt van roggehalm; 2. Goedkoop kermisinstrumentje. || 1. Toetertje, fluitje. || 1. Zelfvervaardigd blaasinstrumentje van hazelaarshout of van n korenstengel. || 2. Fluit uit stengel van de bereklauw. || 2. Kinderfluitje. || 2. z. toel. || [Fluit]. || [I.] Fluit. || [Jongensspel - allerhande]:[Fluit]. || [Muziek/zang]: Fluit. || allerlei namen voor kinderfluitjes; geef ook aan waarvan ze gemaakt zijn en hoe ze heten [nachtegaal, blaasje, feep, moemel, noen] [N 112 (2006)] || Allerlei namen voor kinderfluitjes; geef ook aan waarvan ze gemaakt zijn en hoe ze heten [nachtegaal, blaasje, feep, moemel, noen]. [N 90 (1982)] || Alles waarop de jeugd toetert. || Blaasinstrument. || een fluitje gemaakt uit de holle stengel van een paardebloem [fiepertje] [N 112 (2006)] || Een fluitje gemaakt uit de holle stengel van een paardebloem [fiepertje]. [N 90 (1982)] || Een fluitje van korenhalm. || Feep: 1. Fluitje. || Fluit (blaasinstrument). || Fluit (instrument). || Fluit. || Fluit1: 1. Fluit. || Fluit: 1. Fluit. || Fluit: 1. Lang dun blaasinstrument met hoge toon. || Fluit: [Fluit]. || Fluit: blaasinstrument. || Fluit: fluit. || Fluitje gemaakt van korenhalm. || Fluitje gemaakt van stengel van halmgewassen. || Fluitje van het weke deel van een graanhalm. || Fluitje, gemaakt van een korenhalm. || Fluitje, uit een hazelaarstakje zelfvervaardigd blaasinstrumentje. || Fluitje. || Fluitje: fluitje gemaakt uit onder andere de hole stengel van een korenstengel. || Fluitjes maken. || Fluitjes. || Flûte: Fluit. || Halmfluitje: soort groene korenhalm, als fluitje gebruikt. || Kermisfluit met elastische ballon. || Kinderspeelgoed. || Klein strooien fluitje. || Korenfluitje. || Muziekinstrumentje als mondmuziek, fluitje. || Op een fluitje blazen. || Papieren feest fluit; fluitje v. hobo; oorspr. zelfgemaakt fluitje v. groene korenaar. || Toet: *1. Toeter (o.m. van auto blaasinstrument als kinderspeelgoed. || Toet: 2. Toeter, blaasinstrument als kinderspeelgoed. || Toet: blaasintrument. || Toeter, fluitje. III-3-2