33529 |
fruit, ooft |
fruit:
frø͂ͅt (K358p Beringen)
|
[ZND 01 (1922)]
I-7
|
24443 |
fruitworm |
appelmade:
apəlmāi (K358p Beringen),
made:
maiə (K358p Beringen)
|
worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19094 |
futloze jongen |
lurk:
da’s ne lörk (K358p Beringen)
|
Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
17807 |
gaan |
gaan:
goin (K358p Beringen),
gōān (K358p Beringen)
|
gaan [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-1-2
|
18345 |
gaatje voor de schoenveter |
nestelkotje:
nesselköttekes (K358p Beringen),
nesəlkøtəkəs (K358p Beringen),
rijgkot:
rēͅgkotər (K358p Beringen),
rèègkotter (K358p Beringen)
|
gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21557 |
gadeslaan? |
in de ogen houden:
z⁄n zaken in d⁄oeg hoon (K358p Beringen)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
22733 |
gaffel |
gaffel:
de gaffel dieker zette (K358p Beringen)
|
Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
21314 |
galgenaas |
galgenaas:
galgəgənōͅəs (K358p Beringen),
galəgəuənəs (K358p Beringen),
lafaard:
⁄n lafaard (K358p Beringen),
schandaal:
⁄n schandaal (K358p Beringen),
schoelje:
Van Dale: schoelje, 2. gemeen sujet, fielt, schurk (gew. ook schoelie).
⁄n schoelie (K358p Beringen)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] || galgenaas [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
33849 |
galopperen |
galopperen:
galō`pērǝ (K358p Beringen),
vierklauwens springen:
vīrklōǝs spreŋǝ (K358p Beringen)
|
De galop is een drie-tempogang. Het paard beweegt met lange, gelijkmatige passen en leidt met één van de voorbenen. Beginnend met het rechter voorbeen gaat het als volgt verder: links achter (linker diagonaal), rechts achter en links voor, gevolgd door een zweefmoment. Bij het grootste aantal paarden hoort men drie hoefslagen (zie drieslag), waarbij de nederzetting van de twee voeten overkruis geschiedt. Enkel bij de galop van zeer goed gedresseerde man√®gepaarden worden de vier hoefslagen gehoord. Dit laatste heeft niets te maken met "vierkappens, vierklauwens of viervoetig lopen", wat "snel lopen" betekent. Zie afbeelding 10. [JG 1b; N 8, 20, 81c, 81d, 81e en 81f]
I-9
|
19375 |
gang |
gang:
gaŋk (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
gang [ZND 01 (1922)] || huisgang (waarlangs men binnentreedt) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|