22436 |
gebruik |
gebruik:
gebrøk (K358p Beringen),
gewente:
gewente (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
gewoonte:
gewoonte (K358p Beringen)
|
Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] || Gebruik. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
19090 |
gedienstig |
gedienstig:
h⁄es gedienstig (K358p Beringen)
|
Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19046 |
geduld |
geduld:
het toch e luske geduld (K358p Beringen),
patintie:
het toch wa patientie (K358p Beringen)
|
Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18916 |
gedwee |
braaf:
ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49
braf (K358p Beringen),
gedwee:
ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49
gedwee (K358p Beringen),
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49
gemekkelijk (K358p Beringen),
stil:
ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49
stel (K358p Beringen)
|
gedwee [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
ge:lvaerəf (K358p Beringen),
geel, het -:
t geel (K358p Beringen)
|
de geelzucht [ZND 01 (1922)] || de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
21586 |
geen ... waard |
geen rotte sik waard:
gien rotte sjik waird (K358p Beringen),
zijn geld niet waard:
zə geͅlt ni wēͅrt (K358p Beringen)
|
Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
29054 |
geer |
lap:
lap (K358p Beringen)
|
Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.]
II-7
|
32746 |
geerakker |
geertip:
gīrtøp (K358p Beringen)
|
Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.]
I-1
|
17834 |
geeuwen |
gapen:
gape (K358p Beringen),
gapen (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
geeuwen (als men slaperig is) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
20796 |
geeuwhonger |
geerhonger:
ge:rhoͅŋər (K358p Beringen),
gēlhoŋər (K358p Beringen)
|
geeuwhonger [ZND 01 (1922)] || geeuwhonger (ziekelijke honger) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-3
|