e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

Gevonden: 3514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebruik gebruik: gebrøk (Beringen), gewente: gewente (Beringen, ... ), gewoonte: gewoonte (Beringen) Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] || Gebruik. [ZND 01 (1922)] III-3-2
gedienstig gedienstig: h⁄es gedienstig (Beringen) Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)] III-1-4
geduld geduld: het toch e luske geduld (Beringen), patintie: het toch wa patientie (Beringen) Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedwee braaf: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  braf (Beringen), gedwee: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  gedwee (Beringen), gemakkelijk: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  gemekkelijk (Beringen), stil: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  stel (Beringen) gedwee [ZND 01 (1922)] III-1-4
geelzucht geel verf: ge:lvaerəf (Beringen), geel, het -: t geel (Beringen) de geelzucht [ZND 01 (1922)] || de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)] III-1-2
geen ... waard geen rotte sik waard: gien rotte sjik waird (Beringen), zijn geld niet waard: zə geͅlt ni wēͅrt (Beringen) Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1
geer lap: lap (Beringen) Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.] II-7
geerakker geertip: gīrtøp (Beringen) Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.] I-1
geeuwen gapen: gape (Beringen), gapen (Beringen, ... ) geeuwen (als men slaperig is) [ZND 34 (1940)] III-1-2
geeuwhonger geerhonger: ge:rhoͅŋər (Beringen), gēlhoŋər (Beringen) geeuwhonger [ZND 01 (1922)] || geeuwhonger (ziekelijke honger) [ZND B1 (1940sq)] III-2-3