18349 |
hoge waterdichte schoen |
sneeuwschoen:
sni-jəfsXun (K358p Beringen),
sniəfschoen (K358p Beringen),
werkschoen:
weͅrksXūn (K358p Beringen),
wèrkschoen (K358p Beringen)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33073 |
hok opbinden |
bijeenbinden:
bīǝnbęnǝ (K358p Beringen),
binden:
benǝ (K358p Beringen)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
24324 |
hommel |
hommel:
ook in ZND 01, a-m
hommel (K358p Beringen)
|
hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
klomp:
kləmp (K358p Beringen),
klot:
klot (K358p Beringen),
kloͅt (K358p Beringen)
|
kluit [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
ho.nt (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
hont (K358p Beringen, ...
K358p Beringen,
K358p Beringen,
K358p Beringen),
hōnt (K358p Beringen),
hoͅnt (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
hond [Goossens 1b], [Goossens 1b (1960)], [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)], [ZND 21 (1936)], [ZND m], [ZND m]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondskot:
hoͅnskoͅt (K358p Beringen)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|
21043 |
honing |
honing:
hō.neŋ (K358p Beringen),
hōneŋ (K358p Beringen)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
28675 |
honingpers |
honingpers:
hō.neŋpors (K358p Beringen)
|
Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
kop:
kop (K358p Beringen)
|
hoofd [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
32771 |
hoofdbalken van de eg |
balken:
ba.lǝkǝ (K358p Beringen)
|
De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.]
I-2
|