18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
plø̄əm (K358p Beringen),
pløͅəm (K358p Beringen)
|
pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] || pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22310 |
proppenschieter |
klots:
klots (K358p Beringen, ...
K358p Beringen,
K358p Beringen),
klòts (K358p Beringen),
ən kloͅts (K358p Beringen),
klotskot:
korte o of lange o?
klotskot (K358p Beringen)
|
Een klakkebus (buis uit vlierhout, waarmee proppen worden weggeschoten). [ZND B1 (1940sq)] || Een klakkebus (cilindervormig kinderspeeltuig van uitgehold vlierout, waarmede een prop wordt weggeschoten). [ZND 08 (1925)] || Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)]
III-3-2
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
schap:
sxap (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)]
III-2-1
|
20911 |
pruim |
pruim:
pruim (K358p Beringen)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
18926 |
prutsen |
frullen:
frullen (K358p Beringen),
prutsen:
prutsen (K358p Beringen)
|
Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] || prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
18930 |
prutswerk |
gepros:
wat e gepras (K358p Beringen)
|
Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
20651 |
pudding |
crme:
Syst. Frings
krēͅm (K358p Beringen),
krɛ̄m (K358p Beringen)
|
Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30687 |
puimsteen |
puimsteen:
puimsteen (K358p Beringen)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
18693 |
pullover |
pullover:
pølovər (K358p Beringen),
wambuis:
waməs (K358p Beringen)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
punt:
pønt (K358p Beringen),
tip:
tøp (K358p Beringen)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|