e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
klots alle kegels samen:   klots (Mheer), alpinomuts: Van Dale: I. klots, 1) (houthandel) stuk vierkant beslagen hout; - 2) (gew.) lichaam van een houten tol; - 3) zeker glasblazersgereedschap waarin de glasklont tot een kogel wordt gedraaid. -> overdrachtelijk/metaf.? (vooral < bet. 2)  klots (Borgharen), baret:   klots (Bunde), [sic]  kloetsj (Schimmert), klots [kloͅts} (Neerharen), pots = alpenmuts klots = barret  klŏts (Lanaken), Van Dale: I. klots, 1) (houthandel) stuk vierkant beslagen hout; - 2) (gew.) lichaam van een houten tol; - 3) zeker glasblazersgereedschap waarin de glasklont tot een kogel wordt gedraaid. -> overdrachtelijk/metaf.? (vooral < bet. 2)  klóts (Maastricht, ... ), bivakmuts: Kindermuts zonder klep. Van Dale: I. klots, 1) (houthandel) stuk vierkant beslagen hout; - 2) (gew.) lichaam van een houten tol; - 3) zeker glasblazersgereedschap waarin de glasklont tot een kogel wordt gedraaid. -> overdrachtelijk/metaf.? (vooral < bet. 2)  klots (Ulestraten), blok voor aambeeld of klein gereedschap:   klǫts (Helden, ... ), blok, klos om het touw aan te spannen:   klǫts (Hasselt), broedhen:   klots (Kwaadmechelen, ... ), broedse kip die men niet wil laten broeden:   klots (Kwaadmechelen), klǫts (Lommel, ... ), domme man:   klöts (Sittard), cf. WNT VII-2 kol. 4385 s.v. "klots (I) 2. Bij overdracht --- benaming voor een lomperd, een onbehouwen mens  klots (Venlo), domme vrouw: Det vroumes haef ein klöts van eine man gekrege  klöts (Echt/Gebroek), drilklos:   klǫts (Swalmen), garenklosje, garenpijpje:   klots (Venlo), gordingklos:   klǫts (Venlo), homp, brok, klont:   klots (Montzen, ... ), klöts (Montzen), houtblokje:   kløtš (Kelmis), houten hamer waarmee men het slachtvee verdooft:   klots (Meijel), jong en kaal vogeltje:   klots (Venray), kinderfluitje uit vlierhout:   klots (Zonhoven), klompschoen: Van Dale: I. klots, 1. stuk vierkant beslagen hout.  klötse (Bocholtz), klos, blok:   klǫts ([Willem-Sophia]), kluit aarde:   klots (Montzen, ... ), kluts (Haelen, ... ), klutš (Herten), klø̜ts (Montzen), klūst (Baexem), krabber:   klots (Eijsden), lichtsteen:   klǫts (Diepenbeek), mondvol:   klŏĕtsj (Nieuwenhagen), muts: algemeen:   klôts (Gronsveld), [sic]  kloetsch (Schimmert), Van Dale: I. klots, 1) (houthandel) stuk vierkant beslagen hout; - 2) (gew.) lichaam van een houten tol; - 3) zeker glasblazersgereedschap waarin de glasklont tot een kogel wordt gedraaid. -> overdrachtelijk/metaf.? (vooral < bet. 2)  klots (Ulestraten), klōts (Stein), klóts (Maastricht, ... ), plankje, plaatje:   klǫts (Vliermaalroot), proppenschieter:   en klots (Oostham), in klŏts (Wijchmaal), klaos (Borgloon), klots (Alken, ... ), klòs (Sint-Truiden), klòts (Beringen), n klots (Eksel, ... ), ən klots (Peer, ... ), ən kloͅts (Beringen, ... ), ən klòts (Eksel, ... ), /  klots (Eksel, ... ), klots/ (Genk), n klots (Hasselt), De klots woord dur-e mjèster afgepakt.  klots (Beverlo), De mjèster pakte mèn klots af.  klots (Beverlo), Een Lommelse sterkedrank heet Klotsenbos en is gemaakt van de vlierbes.  ɛn klots (Lommel), Er bestaan ook klotsberen: bessen die goed "klotsen"- de kunst is in de natuur de juiste bessen te vinden (geen vlierbessen!)  klots (Zolder), Geh. Zonhoven. De naam komt van t klotsen of klatsen der bus. (t Daghet in den Oosten VII, 68)  klots (Zonhoven), Gemaakt uit klótsen(h)óó.t vlierhout.  klóts (Zonhoven), I.v.m. klotshoa.t vlierhout (z. ald. C.V. klotsbuis.  klots (Hasselt), Men verwijdert het weke merg en bekomt alzo een buisvormig stuk hout, waardoor met een zuiger kleine projectielen door luchtdruk worden afgevuurd, gepaard gaande met een licht ploffend geluid. (Vandaar de naam.)  klots (Lommel), Met de klots schieten: met de klakkebus schieten.  klots (Eksel), n klots ook klotsenhaat  klots (Peer), Pauwels, De vlierboom in de Zuidnederlandsche dialecten. In: HCTD XXV, pag. 323 vv.  klots (Zonhoven), Vgl. klódzbee.r.  en klóts (Zolder), vgl. pag. 175 sub hullentu.l: (vero. (nu: klótsenhoo.t, klódzbeerenhoo.t), vlierbessenstruik, vlierboomhout; id. Zonh., waar het nog niet vero. is. Vgl. Du. Holunder, Mnl. hol(l)endere; vgl. Du. höhlen, uithollen (de vliertak werd uitgehold om er klótsen, proppenschieters, van te maken).  klóts (Zolder), werd klots genoemd omdat het van klotsenhout werd gemaakt.Vlierhout is in t Genker klotsenhoot  klots (Genk), prutser:   klóts (Heerlen, ... ), kløͅtš (Eupen), rest in het glas:   kloetsch (Gulpen, ... ), spinrokken:   klots (Venlo), steunklos:   klots (Helden, ... ), klø̜ts (Kerkrade), klǫts (Heerlen, ... ), vogeltje dat nog niet kan vliegen:   klots (Venray), zaagvaatje, zaagbankje:   klots (Panningen  [(stuk boomstam met 3 poten)]  ), zetklos:   klǫts (Venray), zwaar paard:   klots (Moresnet) I-12, I-3, I-8, I-9, II-1, II-11, II-12, II-3, II-4, II-5, II-7, II-9, III-1-3, III-1-4, III-2-3, III-3-2, III-4-1, III-4-4