18546 |
rijbroek |
rijbroek:
rebrok (K358p Beringen),
reͅibrōk (K358p Beringen)
|
rijbroek met nauw om het onderbeen sluitende pijpen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21130 |
rijden |
rijden:
rāen (K358p Beringen),
rɛiə (K358p Beringen)
|
rijden [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|
33174 |
rijentrekker |
bietgritsel:
bii̯ǝtgretsǝl (K358p Beringen),
rijentrekker:
rē̜i̯ǝtrękǝr (K358p Beringen),
vorentrekker:
vōrǝtrękǝr (K358p Beringen)
|
De rijentrekker is een houten harkachtig gereedschap waarmee evenwijdige lijnen of sleuven getrokken worden, waarlangs gezaaid of gepoot wordt, zonder dat men telkens touwen hoeft te gebruiken. Door op de snijpunten te planten van de lengtelijnen en de dwarslijnen die men over de akker heeft getrokken, kan men de afstand tussen de planten gelijk houden. Sommige rijentrekkers hebben aan boven- én onderkant tanden. De afstanden tussen de tanden variëren, afhankelijk van de plantensoort die gekweekt wordt. Er zijn ook rijentrekkers met verstelbare tanden. De gebruikelijke afstand tussen de aardappelstruiken varieert van 40 tot 60 cm. [N 18, 96; monogr.; add. uit N 18, 43; N 11A, 83]
I-5
|
28973 |
rijgen |
driegen:
drīgǝ (K358p Beringen)
|
Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.]
II-7
|
18358 |
rijglaars |
rijgbot:
reXbotə (K358p Beringen),
rèègbòt (K358p Beringen),
stevel voor te toe rijgen:
stiebel vur toe te rijge (K358p Beringen),
stībəls vø̄r tū tə rēͅgə (K358p Beringen)
|
laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21269 |
rijkdom |
rijkdom:
rɛ.kdum (K358p Beringen)
|
rijkdom [RND]
III-3-1
|
21597 |
rijke lieden |
rijk volk:
raik volk (K358p Beringen),
rijke mensen:
reike minschen (K358p Beringen)
|
Rijke lieden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
21476 |
rijksveldwachter |
garde (<fr.):
nə gardə (K358p Beringen),
petter (<fr.):
nə petər (K358p Beringen),
veldwachter:
veldwachter (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
een veldwachter [ZND B1 (1940sq)] || Hoe zegt men dat iemand door den veldwachter in boete wordt geslagen? Vertaal: "De veldwachter zal hem ... [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
21474 |
rijkswachter |
gendarme (fr.):
⁄n genderm (K358p Beringen)
|
Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
20816 |
rijp |
rijp:
réép (K358p Beringen)
|
rijp [RND]
III-2-3
|