| 19772 |
tuin |
hof:
hoͅf (K358p Beringen)
|
hof [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
| 30191 |
tuinen |
plekken:
plɛkǝ (K358p Beringen),
vernieuwen:
vǝrnīvǝ (K358p Beringen)
|
Vlecht- en pleisterwerk herstellen of vernieuwen. Het lemma bevat algemene benamingen voor het herstelwerk aan vakwerk, maar ook termen die specifiek het repareren van het pleisterwerk ('bijplekken', 'bijklenen', 'plaasteren', etc.) of het aanbrengen van nieuw vlechtwerk ('hervitsen', 'opnieuw vitsen', etc.) aanduiden. Het woordtype 'tuinen' is ook in L 332, Q 28 en Q 98 bekend. Het wordt daar echter uitsluitend gebruikt voor het dichten van hagen of het afrasteren van weilanden. [N 4A, 53i]
II-9
|
| 19749 |
tuinhuisje |
zomerhuisje:
zōmərhøͅskə (K358p Beringen)
|
zomerhuisje (in de tuin) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
| 33542 |
tuinkervel |
kelver:
kelver (K358p Beringen),
kervel:
kervel (K358p Beringen),
keͅrvəl (K358p Beringen)
|
[Goossens 1b (1960)]kervel [ZND 01 (1922)]
I-7
|
| 33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
bo.əmkwekər (K358p Beringen)
|
[RND 08]
I-7
|
| 30188 |
tuinmuur |
zavelmuur:
zāvǝlmȳr (K358p Beringen)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
| 18710 |
tuinwant |
dikke haas:
dikə hāsə (K358p Beringen),
want:
wantə (K358p Beringen)
|
wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 19512 |
tuit |
tuit:
tø͂ͅt (K358p Beringen),
tuitel:
tø̄təl (K358p Beringen)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 26749 |
turfbijl |
risbijl:
resbē̜l (K358p Beringen),
resbęjǝl (K358p Beringen)
|
Bijl waarmee men veenpuisten doorhakt. Ze wordt ook wel eens gebruikt om turven uit de turfgrond te slaan. Uit N 18, 45 zijn alleen die opgaven verwerkt die op het loshakken van turf of zoden slaan of op turf betrekking hebben. [I, 23; N 18, 45]
II-4
|
| 20116 |
turfmolm |
molm:
moləm (K358p Beringen)
|
[ZND 01 (1922)]
I-7
|