e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P187p plaats=Berlingen

Overzicht

Gevonden: 897
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
molen van de wagen molen: mø̜ylǝ (Berlingen) Dat deel van het voorstel dat ervoor zorgt dat het voorstel wendbaar is, de draaischijf. Het bestaat uit twee in elkaar draaiende metalen ringen die zich tussen het voorste asblok en het rongblok bevinden. De molen komt alleen voor bij de molenwagen. [N 17, 44j + 50a + 50c; N G, 71c; JG 1b; JG 1c; JG 1d; monogr.] I-13
molenaar moller/molder: mǫldǝr (Berlingen) [N O, 40a; A 42A, 49; JG 1a; JG 1b; l 1a-m; S 24; Wi 53; Sche 7; Vds 264; Jan 285; Coe 234; Grof 261; monogr.; Vld] II-3
molenboek molenboek: [molen]būk (Berlingen) Het boek waarin de molenknecht de afkomst en het aantal van de opgehaalde zakken noteerde. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [Coe 245; Grof 276] II-3
molenboom molenboom: [molen]bő̜wm (Berlingen), slagboom: slǭx˱bő̜wm (Berlingen), welboom: wɛlbő̜wm (Berlingen) De van hout of ijzer vervaardigde as die het waterrad draagt bij een watermolen. Het woordtype molenboom is in Q 88, Q 162, Q 188, Q 240 en Q 241 specifiek van toepassing op een uit een boomstam vervaardigde as. In Q 164 was de molenas uit eikehout gemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 64; Jan 74; Coe 66; Grof 83; A 42A, 3] II-3
molenbord bord: bǭrt (Berlingen) Het bord in de molen waarop de molenaar met krijt de naam van de klant en het aantal te malen kiloɛs noteert. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [Coe 247; Grof 278] II-3
molenhuis molen: [molen] (Berlingen), molenhuis: mø̄jlǝhø̜ǝs (Berlingen) Het gebouw waarin het maalproces plaatsvindt. Het woordtype molenhuis wordt over het algemeen zelden gebruikt. Gewoonlijk zegt men tegen het gebouw waarin het molenwerk zich bevindt eenvoudigweg molen. Zie ook het lemma ɛmolenɛ.' [Jan 86; Grof 95] II-3
molenkar molenkar: [molen]kē̜r (Berlingen) De kar waarmee men zakken graan en meel respectievelijk ophaalt en thuisbrengt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 38r; Vds 267; Jan 259; Coe 237; Grof 265] II-3
molenmaker molenmaker: [molen]mēǝkǝr (Berlingen), [molen]mǭkǝr (Berlingen) Vakman die grote herstelwerkzaamheden aan de molen uitvoert en nieuwe stenen inzet. In l 289 wordt het woordtype molenmeester ook gebruikt voor een ɛmolenbouwerɛ. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [A 42 A, 50; Sche 8; Jan 288; Coe 242; Grof 273; A 42 A, 50 add.; monogr.] II-3
molenpaard paard: pja.t (Berlingen) Het paard voor de molenkar. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 38s; Grof 266; monogr.] II-3
molenrad molenrad: [molen]rǫǝt (Berlingen), waterrad: wɛtǝrrǫǝt (Berlingen) Algemene benaming voor het verticaal geplaatste rad bij een watermolen dat door het stromende water in beweging wordt gebracht en zo de drijfkracht levert aan de molen. Al naar gelang het water aan de onderzijde of aan de bovenzijde van het rad wordt toegevoerd, spreekt men van onderslag- respectievelijk bovenslagmolens. Vanuit de molen bekeken, draait een bovenslagrad van links naar rechts, een onderslagrad van rechts naar links. Zie ook afb. 10 en 72. Het woordtype turbine is specifiek van toepassing op een horizontaal geplaatst molenrad. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [A 43, 5; Vds 21 add.; Vds 23; Vds 25; Jan 58; Jan 60; Coe 53; Grof 79; N D add.; monogr.] II-3