29950 |
breekhamer |
kaphamer:
kaphāmǝr (K318p Berverlo)
|
Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de breekhamer heeft doorgaans een dik vierkant uiteinde en een verticale, spits toelopende staart waarmee gekapt wordt. Zie ook afb. 11. [N 30, 18a]
II-9
|
33710 |
breken van leem- of koffiebanken |
onderste voor breken:
ǫndǝrstǝ vōr brēkǝ (K318p Berverlo),
uitkappen:
øtkapǝ (K318p Berverlo)
|
Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b]
I-8
|
33840 |
briesen |
pruisen:
prø̜̄sǝ (K318p Berverlo)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
bryǝn (K318p Berverlo),
brøi̯ǝ (K318p Berverlo),
brø̄i̯ǝ (K318p Berverlo),
brø̜i̯ǝn (K318p Berverlo),
brūi̯ǝ (K318p Berverlo),
uitbroeden:
øtbrui̯ǝ (K318p Berverlo)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
kloek:
kluk (K318p Berverlo),
proek:
pruk (K318p Berverlo)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
34506 |
broedhen |
broeder:
bryǝr (K318p Berverlo)
|
Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34505 |
broedse kip die men niet wil laten broeden |
kloek:
kluk (K318p Berverlo)
|
[N 19, 43b]
I-12
|
24133 |
broedsel |
broedsel:
bryi̯sǝl (K318p Berverlo),
kipsel:
kepsǝl (K318p Berverlo)
|
[L A2, 357; monogr.]
I-12
|
33985 |
broekkettingen |
kettingen:
kęteŋǝn (K318p Berverlo
[%%volgende vormen zijn enkelvoud%%]
)
|
Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79]
I-10
|
33900 |
brokkelhoef |
sprokkelvoet:
(mv)
sprǫkǝlvutǝ (K318p Berverlo)
|
Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u]
I-9
|