e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Berverlo

Overzicht

Gevonden: 1454

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
asblok asblok: as˱blǫk (Berverlo), kas van de as: kas ˲van das (Berverlo) Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.] I-13
asfaltpapier tarpapier: tārpapīr (Berverlo), tārpǝpīr (Berverlo) Poreus bordpapier, gedrenkt in asfalt of zware teeroliën. Asfaltpapier wordt gebruikt als isolatiemateriaal tegen vocht maar ook als dakbedekking. 'Lodorite' is een asfaltbitumen juteweefsel dat als afdichtingsmateriaal in stroken wordt verwerkt. [N 31, 36b; N 64, 155b; monogr.] II-9
asperge asperge: aspɛršǝ (Berverlo) Asparagus officinalis L. Een tot 2 meter hoge plant met naaldvormige takjes en rode bessen, die op zandgronden groeit en om de jonge, ondergrondse spruiten als groente wordt geteeld in aspergebedden. [N Q, 7; monogr.] I-5
b. houten roerriek mik: mek (Berverlo) Korte houten riek of gaffel gebruikt om het veevoer in de koeketel of varkensketel om te roeren. Doorgaans, indien aanwezig en bekend, tezamen met de voerriek in gebruik. Soms is het niet meer dan een eenvoudige houten stok of knuppel. Voor brijzel- in brijzelknous, enz. zie de namen voor de veevoerketel in aflevering I.6. [N 18, 31] I-5
baard vlimmen: vløm (Berverlo), vlømǝ (Berverlo), vlømǝn (Berverlo) De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131] I-4
baarmoeder van de kip eierstok: āi̯ǝrstǫk (Berverlo) Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57] I-12
baggeren ontginning van veengrond: ontginning van veengrond (Berverlo) Het baggeren gebeurt op verschillende manieren. Soms bereidt men de veenspecie in de put waaruit ze naar het ligveld wordt gebracht, soms wordt naast de kuil waaruit men de bagger wil graven, een vierkante bak geplaatst waarin het slijk wordt geworpen. In P 46 gebeurt het turven of baggeren op slechts enkele plaatsen. Als men de graszoden heeft verwijderd en de turf heeft gevonden, wordt de zwarte brij uitgespreid. In L 352 wordt voor het baggeren de graslaag eveneens afgestoken en wordt de bovenlaag ook verwijderd. Men maakt een plek van ongeveer één are grasvrij. Vervolgens graaft men een kuil van vier meter lengte en één meter breedte. De moer wordt uitgespreid op het vooraf klaargemaakte plaatsje tot een sprei van ongeveer 20 cm dik. [I, 87; N, 27, 1 add.] II-4
bak aardkarbak: jętkārbák (Berverlo), aardkarbrak: jętkārbrák (Berverlo), bak: bak (Berverlo), karbak: karbak (Berverlo) Het gedeelte van de kar, wagen of kruiwagen waarin de lading vervoerd wordt. De bak bestaat uit zijwand, voorwand, achterwand en bodem (zie die lemmata). Er kunnen zo nodig verhoogsels op gezet worden. Het woordtype brak betekende oorspronkelijk "zijwand" en werd als zodanig dikwijls in het meervoud gebruikt. De betekenis van de enkelvoudsvorm ontwikkelde zich metonymisch naar "bak in zijn geheel". De betekenis "draagbalk van de bak" (zie het lemma draagbalken), verwant met "zijwand", komt nog vaak voor, vooral in Nederlands Limburg. De woordtypen slagbak, kipbak, slagkarbak, aardkarbak en clitchètbak duiden een bak aan die kan kippen. [N 17, 22; N 18, 99; N G,, 57; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr] I-13
bak om boter in te kneden botterschotel: [botter]sxōtǝl (Berverlo), teil: tēl (Berverlo) Kneedbak die schuin werd geplaatst om de melk uit de geknede boter te laten vloeien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 59 en 61; JG 1a, 1b; A 7, 22; Ge 22, 15, 72 en 73; L 27, 67 en 68; monogr.; N 5A (I] I-11
bakhuis bakhuis: bakhø̜̄ys (Berverlo), bākhø̜̄s (Berverlo) Het bakhuis is een vertrek of, vaak alleenstaand, gebouw waar de bakoven zich bevond. Daarin bakte men vroeger brood en in veel gevallen kookte men daar ook het veevoer. Zie afbeelding 13. [N 5A, 79a; N 5, 109; L 1, a-m; L 12, 8; OB 2, 1; monogr.; add. uit S 50; Gwn 4, 2] I-6