33745 |
omheinen |
afmaken:
afmǭkǝ (K318p Berverlo),
afstegelen:
afstexǝlǝ (K318p Berverlo)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
afsluiting:
āfslø̄teŋ (K318p Berverlo),
stegeling:
stegǝleŋ (K318p Berverlo)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
33792 |
omhulsel van het teellid |
sloof:
sluf (K318p Berverlo)
|
Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
33651 |
omwalde akker |
schans:
sxans (K318p Berverlo)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
25685 |
omzetten |
omzetten:
ømzętǝ (K318p Berverlo)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|
32731 |
ondergronden, woelen |
breken:
brēkǝ (K318p Berverlo)
|
Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b]
I-1
|
32640 |
ondergronder, woeler |
wroeter:
vrȳtǝr (K318p Berverlo)
|
De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14]
I-1
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
ondǝrhōm (K318p Berverlo)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
32701 |
onderploegen |
onderdoen:
ǫnǝrdun (K318p Berverlo)
|
In dit lemma zijn de benamingen verzameld voor het onder de grond werken van mest bij het ploegen van de zaaivoor en voor het onder- of omploegen van een mislukt gewas of een gewas dat als mest moet dienen, voorzover dat niet gedaan wordt op de ondiepe wijze, bedoeld in het vorige lemma. Termen als akkeren, diep ploegen, diep bouwen en voorgoed omdoen, die niet op het onderploegen van mest als zodanig wijzen, maar op de manier van ploegen waarbij dit gebeurt, zijn opgenomen in het lemma zaaivoren ca. [JG 1a + 1b; JG 2c; N 11, 44; N P, 14]
I-1
|
33941 |
onderstangen |
stanger:
(enk)
staŋ (K318p Berverlo)
|
De twee naar onder stekende ijzeren delen van een bit dat gebruikt wordt om meer druk op de bek van het paard te kunnen uitoefenen. [N 13, 48]
I-10
|