e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roeien roeien: rujə (Beverlo) roeien [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
roekoeën roekedekoeken: Ùp-en dûîvekêker zoot de köper te rùkedekoeke.  rùkedekoeke (Beverlo) Kirren. III-3-2
roerzeef zij: zeͅi̯ (Beverlo) zift voor soep of groenten (fr. passoire) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
roest roest: rūst (Beverlo) roest (roester) [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
roestplek ijzermaal: ijzermool (Beverlo), roestplek in \'t linnen  ēͅzərmōͅl (Beverlo) roestplek [ZND 36 (1941)] III-2-1
roestvlek roestplek: rūstplɛk (Beverlo) roestvlek (in het linnen) [ZND B2 (1940sq)] III-2-1
roet roet: rut (Beverlo) rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)] III-2-1
roggebrood roggebrood: roggebroeëd (Beverlo), zwart brood: zwet broeëd (Beverlo), zweͅt brŭət (Beverlo) roggebrood [ZND 34 (1940)] III-2-3
rok als bovenkledingstuk overrok: euverrok (Beverlo), øvəroͅk (Beverlo) rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)] III-1-3
rok: algemeen rok: rok (Beverlo, ... ), roͅk (Beverlo, ... ), schoot: scho"t (Beverlo), schoit (Beverlo), WNT: schoot (I), 1. Onder den ogrdel of onder hetmiddel eenigszins ruim afhangend deel van een kleedingstuk [...]; 7. Vrouwenrok die bij een jak behoort en daarmee de bovenkleeding uitmaakt.  schöt (Beverlo), sXət (Beverlo) rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || rok (kledingstuk voor vrouwen) [ZND B1 (1940sq)] || rok (vrouwenkleed) || vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)] III-1-3