e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roken dampen: dùmpe (Beverlo), roken: ruu"ke (Beverlo), smoren: smoore (Beverlo) roken (in rook hangen) || roken (tabak) III-2-3
rokkussentje kussentje: kuzzeke (Beverlo), køzəkə (Beverlo) kussentje waarmee men de rok naar achteren doet uitbollen [keu, keuje, vronk] [N 24 (1964)] III-1-3
rond wittebrood mik: Syst. Frings  mek (Beverlo), wit brood: Syst. Frings  wet˂ brūət (Beverlo) Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)] III-2-3
rongen staak: stǭ.k (Beverlo) Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13
roodborstje roodborstje: roeədboəsteke (Beverlo), roeədboəzjeke (Beverlo) roodborst III-4-1
roof(je) (korst op een wonde) roof(je): roe"f (Beverlo), ruəf (Beverlo) roof (korst op een wonde) [ZND B1 (1940sq)] || roof (korst op wonde) III-1-2
roofvogel, algemeen arend: oarend (Beverlo) adelaar III-4-1
rook domp: spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  dùmp (Beverlo) rook III-2-1
room room: roe"m (Beverlo), Syst. Frings  rūəm (Beverlo), zaan: zoon (Beverlo), zōn (Beverlo) De room van de melk (de zaon?) [N 16 (1962)] || room || room (vetlaag op melk) [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
roomhorentje crmehoren: Syst. Frings  krēͅmhōrə (Beverlo) Roomhoren (kréémhorre, vulhorentje, zweretige vinger?) [N 16 (1962)] III-2-3