e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roosteren roosteren: rùstere (Beverlo) roosteren III-2-3
rosmolen mange (fr.): ps. omgespeld volgens Frings!  manēəzi* (Beverlo) dorsmachine: draaiend wiel met boom dat door een trekpaard wordt voortgedreven om de dorsmachine te doen werken [N 14 (1962)] I-7
rotten, van fruit verkrotsen: verkroatse (Beverlo), verschrumpelen: verschrùmpele (Beverlo) verschrompelen, v vruchten I-7
rouwbrief doodsbrief: dudsbrief (Beverlo, ... ) rouwbrief || Rouwbrief. III-2-2, III-3-3
rouwpoffer/rouwmuts rouwmuts: rāmøts (Beverlo), rāmøͅts (Beverlo) muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)] III-2-2
rouwsluier zwarte voile: vrouw  zwète voe"l (Beverlo) rouwsluier III-2-2
rouwsluier aan een hoed falie: foͅili (Beverlo), cf. VD s.v. "falie"1. (gew. en veroud.) zwarte sluierdoek  fali (Beverlo) rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)] III-2-2
rozijnenbrood krentenmik: krintemik (Beverlo) rozijnenbrood III-2-3
rug rug: pijn in menne rug (Beverlo), rug (Beverlo), rŭŭg (Beverlo) de rug [ZND 29 (1938)] || ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] III-1-1
ruggengraat ruggengraat: strang = pejoratief  røgəgroͅt (Beverlo), strang: strank (Beverlo) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] || ruggegraat III-1-1