e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

Gevonden: 2283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druppel druppel: droppel (Beverlo, ... ), druppel (Beverlo, ... ), drøͅppəl (Beverlo) druppel (drop) [ZND A1 (1940sq)] || druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
druppen, druppelen druppen: druppen (Beverlo, ... ), kruipen: dem ⁄t dak kroupen (Beverlo), kroupen (Beverlo), lekken: leeken (Beverlo), lieken (Beverlo) druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)] III-4-4
duif (alg.) duif: douf (Beverlo), doͅwf (Beverlo), dûîf (Beverlo), Pl. [dòuve]  dòuf (Beverlo) Duif. [Goossens 1b (1960)] || Een duif. [ZND A2 (1940sq)] III-3-2
duif, algemeen duif: douf (Beverlo) duif III-4-1
duiken duiken: in t waoter dauke (Beverlo), in t waoter dauken (Beverlo) In het water duiken. [ZND 33 (1940)] III-3-2
duim duim: doͅum (Beverlo), doͅwm (Beverlo), duim (Beverlo) duim [N 10 (1961)] || een duim [ZND A2 (1940sq)] || een duim, (duimen) [ZND A2 (1940sq)] III-1-1
duimeling duimeling: duimeling (Beverlo), vingerling: vingerling (Beverlo) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duivel duivel: dy(3)̄vəl (Beverlo) Een duivel. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
duivenhok duivenkijker: Ùp-en dûîvekêker zoot ne köper èn-n dövin.  dûîvekêker (Beverlo), duivenkot: `t duivekot (Beverlo), douvekot (Beverlo), dòu.vəkò.t (Beverlo), ət dø͂ͅivəkot (Beverlo) Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil. || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] III-3-2
duivenslag kijker: kèikər (Beverlo) Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] III-3-2