e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

Gevonden: 2283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flauw flauw: flaa (Beverlo), flauw (Beverlo), lauw: laa = ABN lauw wordt ook voor flauw gebruikt  laa (Beverlo) flauw, smakeloos [RND] || meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)] III-2-3
flauwvallen flauwvallen: flā valə (Beverlo), sterren zien: he ziet sterren (Beverlo), van zijn sus vallen: van zenne sus (Beverlo) hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || in bezwijming vallen [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
flets flauw: fla (Beverlo), slechte couleur (fr.): en slechte couleur (Beverlo) hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] III-1-2
flikflooien mouwvegen: ook materiaal znd 23, 55  mouwvegen (Beverlo) flikflooien [ZND 01 (1922)] III-1-4
fluim fluim: floͅwm (Beverlo), fluim (Beverlo), rochel: rochchel (Beverlo), slijm: slijm (Beverlo) fluim [ZND 23 (1937)], [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
fluimen uitspuwen rochelen: rochele (Beverlo) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fluisteren fezelen: Van Dale: fezelen, 1. fluisterend praten of zeggen; - smoezen.  feeəzələ (Beverlo), Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.  fiezelen (Beverlo) fluisteren [ZND 30 (1939)] III-3-1
fluwelen broek velours (fr.) broek: en floere brouk (Beverlo), floere broek (Beverlo), floere brok (Beverlo), floere brùk (Beverlo) een fluwelen broek [ZND 23 (1937)] || veloers broek III-1-3
fooi drinkgeld: drinkgeld (Beverlo) fooi [ZND 35 (1941)] III-3-1
fopspeen tutter: rubber  tuttər (Beverlo), voddenmem: stof "= oud woord  vóddəmém (Beverlo) Speen waarop kinderen zuigen, los of op een zuigfles; geef verschil aan tussen een van rubber of een dotje van stof [N 01 (1960)] III-2-2