e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheel scheel (bn.): scheel (Beverlo) scheel III-1-1
schelden, schimpen uitmaken: otmooke (Beverlo), uitschijten: ōtschê"te (Beverlo) uitschelden III-1-4
schemeren schemeren: schemeren.  sxémərə (Beverlo) schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
schemeren van de ogen sterren zien: he ziet sterre (Beverlo) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1
schemering, valavond in het vallen van de avond: in ⁄t valle van-en oavend (Beverlo) avondschemering, valavond III-4-4
schenkel schenkel: sxeŋkəl (Beverlo) schenkel [Goossens 1b (1960)] III-2-3
schenkkan bierkaraf: bIrkəraf (Beverlo), jeneverkaraf: žənēvərkaraf (Beverlo), karaf: kərāf (Beverlo) karaf in het algemeen [N 20 (zj)] || karaf; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden (bierkrachtje, jeneverkrachje); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
scheppen scheppen: schøppə (Beverlo), schəppə (Beverlo) scheppen [ZND 25 (1937)], [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
schieten schieten: schītə (Beverlo) schieten [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
schiettent schietkraam: schietkroom (Beverlo) Schiettent. III-3-2