e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spit hukrug: hukrug (Beverlo), id. in rug.  hukrug (Beverlo), verschot: verschot (Beverlo, ... ), vərschot (Beverlo) een schietende pijn in de lenden (geschot ?) [ZND 35 (1941)] || spit (lumbago) III-1-2
spons spons: spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  spùns (Beverlo) spons III-2-1
sporkehout klotsberenboom: klotsbeereboeəm (Beverlo) sprok, boom III-4-3
sport van een stoel sproot: spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  sproot (Beverlo) sport van ladder of stoel III-2-1
spotnaam voor hoge hoed hondskot: hondskot (Beverlo), stoofbuis: stóófbéújs (Beverlo) hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || spotnaam voor hoge hoed [N 02 (1960)] III-2-2
spotten er het zot mee houden: èr-’t zot mi haave (Beverlo) spotten III-1-4
spreeuw spreeuw: spruuəf (Beverlo) spreeuw III-4-1
spreken, praten klappen: klapə (Beverlo), niə te hed klappen (Beverlo), spreken: niə te hed sprèken (Beverlo), ook: het  nie hɛt spreken (Beverlo) Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] || praten, kouten [ZND B1 (1940sq)] III-3-1
spreuk spreuk: spr"k (Beverlo) een spreuk [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
springen springen: springə (Beverlo) springen [ZND 25 (1937)] III-1-2