24260 |
uil |
uil:
nən øͅyl (K318p Beverlo),
ûîl (K318p Beverlo)
|
uil [ZND A2 (1940sq)]
III-4-1
|
19028 |
uitbrander |
opspeles:
ùpspeeles (K318p Beverlo),
opspeling:
ùpspeeling (K318p Beverlo),
vermaning:
(ver)mooning (K318p Beverlo)
|
uitbrander (geven of krijgen) || vermaning
III-1-4
|
17854 |
uitglijden |
uitschampen:
ötschampe (K318p Beverlo),
øtsxampə (K318p Beverlo),
uitschuiven:
ötschûîve (K318p Beverlo),
ətsxø͂ͅvə (K318p Beverlo)
|
uitglijden || uitglijden (b.v. over een aardappelschil) [ZND B2 (1940sq)] || uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22773 |
uitmaken wie mag beginnen |
heulen:
1) Loten, kavelen. B.v. met de pijlen heulen om te zien wie t eerste is. Zie Kiliaen;
heulen (K318p Beverlo),
hoop:
[sic]
də hoop (K318p Beverlo)
|
Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] || z. toel.
III-3-2
|
21452 |
uitnodigen |
uitnodigen:
uitnodigen (K318p Beverlo)
|
uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21588 |
uitnodigen voor een begrafenis |
lijkbidden:
(lijk)beeën (K318p Beverlo),
lijkbeen (K318p Beverlo)
|
uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21445 |
uitschelden |
uitmaken:
ieëne öutmaoke (K318p Beverlo),
minder ruw
emant ətmakə (K318p Beverlo),
uitschijten:
plat
ieëne öutschète (K318p Beverlo),
ruw
emant ətschetə (K318p Beverlo)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
17705 |
uitwerpselen |
kak:
kak (K318p Beverlo),
stront:
strùnd (K318p Beverlo)
|
poep
III-1-1
|
21387 |
unster |
uisel:
WNT: unsel - (h)uis(s)el, (h)uusel, ussel, on(g)sel, oossel, eunsel, eussel, ensel (einsel), insel (eisel) -, Van ons (mnl. unce) met -el (< ouder -il), zooals pondel van pond is afgeleid. Vgl. unster en ponder (punder) die met -er zijn gevormd. [...] Weegwerktuig met ongelijke armen, waardoor men met een klein gewicht dat aan den langen arm wordt heen en weer geschoven, een grooten last, die aan den korten arm wordt opgehangen, kan wegen.
uisəl (K318p Beverlo),
ö uitgesproken zoals in het Franse oeuf
össel (K318p Beverlo)
|
De Romeinse balans, bestaande uit een stok waarover een gewicht heen en weer geschoven wordt. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
17699 |
urine |
pis:
pis (K318p Beverlo),
zeik:
zêk (K318p Beverlo)
|
urine
III-1-1
|