18533 |
vestzakje |
horlogebuideltje:
horlogebuilke (K318p Beverlo)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19766 |
vetkaars |
vetkaars:
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
vètkès (K318p Beverlo)
|
vetkaars
III-2-1
|
19523 |
vetpot |
smoutpot:
smoutpot
smātpoͅt (K318p Beverlo)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvi:rt (K318p Beverlo)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
vierurenkoffie, de -:
vier urenkoffie (K318p Beverlo)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
knepke (K318p Beverlo),
5 ct.
ə kneͅpkə (K318p Beverlo),
solletje:
5 ct.
ə soͅləkə (K318p Beverlo)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)] || dialectnamen van de kleinste geldstukken (met waarde) [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwart:
kwōit (K318p Beverlo),
25 ct.
ə kwŏt (K318p Beverlo)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)] || dialectnamen van de kleinste geldstukken (met waarde) [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
17825 |
vinden |
vinden:
vennə (K318p Beverlo)
|
vinden [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
nə veŋər (K318p Beverlo),
vinger (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo),
vingger (K318p Beverlo)
|
Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] || een vinger [znd A1 (1940sq)]
III-1-1
|
17769 |
vingerlid |
lid:
lee"d (va mène vinger) (K318p Beverlo),
leet vanne vinger (K318p Beverlo),
lid van den vinger (K318p Beverlo),
vingerlid:
veŋərlēt (K318p Beverlo)
|
lid (deel) || lid van de vinger [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|