20174 |
voogd |
momber:
moemmer (K318p Beverlo),
mùmer (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo),
stiefvader:
stiefvader (K318p Beverlo)
|
momber || voogd || voogd (over minderjarige kinderen) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
een kloot aftrekken:
ne kloe"t aftrèkke (K318p Beverlo),
foppen:
imət fopə (K318p Beverlo),
kloten:
kloe"te (K318p Beverlo),
op stoepjes trekken:
ùp stöpkes trèkke (K318p Beverlo)
|
foppen (zie ook bedriegen) || iemand foppen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
17747 |
voorhoofd |
kop:
de oəre va zeuue kop (K318p Beverlo),
voorhoofd:
de ooren van zij voorhuut (K318p Beverlo)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
20409 |
voornaam |
voornaam:
veurnoom (K318p Beverlo)
|
voornaam
III-2-2
|
17852 |
vooroverduikelen |
duikelen:
dø͂ͅkələ (K318p Beverlo),
een huppelepa maken:
Mv.? [RK]
həpələpəs mōͅkə (K318p Beverlo)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)] || over de kop buitelen (duikelen, voorover vallen) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
schommelaar:
schùmmelê"r (K318p Beverlo),
dit zei men vroeger
schoemeleir (K318p Beverlo),
het oudere woord
schŏĕmeleir (K318p Beverlo),
voordoek:
vjeurk (K318p Beverlo),
vjöring (K318p Beverlo),
voorschoot:
veschoet (K318p Beverlo),
vöschoe"t (K318p Beverlo),
NB: voorschoot (van vrouwen): vjöschuët.
vø̄rschot (K318p Beverlo),
NB: voorschoot (van werklieden): vörschot.
vjøsxuət (K318p Beverlo),
ps. omgespeld volgens Frings.
véúrschòt (K318p Beverlo)
|
voorschoot || voorschoot (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || voorschoot (van vrouwen) [ZND B1 (1940sq)] || voorschoot (van werklieden) [ZND B1 (1940sq)] || voorschoot (werkschort zonder borststuk) [ZND B1 (1940sq)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17673 |
voorvoet |
voorste deel van de voet:
hət v"rstə diəl van də vut (K318p Beverlo)
|
voet: voorste deel van de voet [vurvoet] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18911 |
voorzichtig |
voorzichtig:
vōrzichtig (K318p Beverlo),
vurzichteg (K318p Beverlo)
|
bedachtzaam || voorzichtig
III-1-4
|
19712 |
vork |
verket:
vərkeͅt (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo),
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
verkèt (K318p Beverlo)
|
vork (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] || vork (bij het eten) [ZND B1 (1940sq)] || vork (eetgerei)
III-2-1
|
25202 |
vorst, het vriezen |
vorst:
vorst.
vəst (K318p Beverlo),
vrost:
vrø̄s (K318p Beverlo)
|
vorst (vriezend weer) [ZND B2 (1940sq)] || vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)]
III-4-4
|