e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voogd momber: moemmer (Beverlo), mùmer (Beverlo, ... ), stiefvader: stiefvader (Beverlo) momber || voogd || voogd (over minderjarige kinderen) [ZND 08 (1925)] III-2-2
voor de gek houden een kloot aftrekken: ne kloe"t aftrèkke (Beverlo), foppen: imət fopə (Beverlo), kloten: kloe"te (Beverlo), op stoepjes trekken: ùp stöpkes trèkke (Beverlo) foppen (zie ook bedriegen) || iemand foppen [ZND B1 (1940sq)] III-1-4
voorhoofd kop: de oəre va zeuue kop (Beverlo), voorhoofd: de ooren van zij voorhuut (Beverlo) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] III-1-1
voornaam voornaam: veurnoom (Beverlo) voornaam III-2-2
vooroverduikelen duikelen: dø͂ͅkələ (Beverlo), een huppelepa maken: Mv.? [RK]  həpələpəs mōͅkə (Beverlo) duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)] || over de kop buitelen (duikelen, voorover vallen) [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
voorschoot, schort (alg.) schommelaar: schùmmelê"r (Beverlo), dit zei men vroeger  schoemeleir (Beverlo), het oudere woord  schŏĕmeleir (Beverlo), voordoek: vjeurk (Beverlo), vjöring (Beverlo), voorschoot: veschoet (Beverlo), vöschoe"t (Beverlo), NB: voorschoot (van vrouwen): vjöschuët.  vø̄rschot (Beverlo), NB: voorschoot (van werklieden): vörschot.  vjøsxuət (Beverlo), ps. omgespeld volgens Frings.  véúrschòt (Beverlo) voorschoot || voorschoot (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || voorschoot (van vrouwen) [ZND B1 (1940sq)] || voorschoot (van werklieden) [ZND B1 (1940sq)] || voorschoot (werkschort zonder borststuk) [ZND B1 (1940sq)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
voorvoet voorste deel van de voet: hət v"rstə diəl van də vut (Beverlo) voet: voorste deel van de voet [vurvoet] [N 10 (1961)] III-1-1
voorzichtig voorzichtig: vōrzichtig (Beverlo), vurzichteg (Beverlo) bedachtzaam || voorzichtig III-1-4
vork verket: vərkeͅt (Beverlo, ... ), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  verkèt (Beverlo) vork (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] || vork (bij het eten) [ZND B1 (1940sq)] || vork (eetgerei) III-2-1
vorst, het vriezen vorst: vorst.  vəst (Beverlo), vrost: vrø̄s (Beverlo) vorst (vriezend weer) [ZND B2 (1940sq)] || vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] III-4-4