e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverlo

Overzicht

Gevonden: 2283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doek -> [wld iii 2.2] witte doek: ne witten doek (Beverlo), ne witten doeëk (Beverlo), n’en witten doek (Beverlo) een witte doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doelman keeper (eng.): vgl. pag. 61: doelman, zie keeper.  kipper (Beverlo) Keeper. III-3-2
doelpunt goal (eng.): Ze mokten ön gool. t War kas.  gool (Beverlo), kast: Ze mokten ön gool. t War kas.  kas (Beverlo) Doelpunt. III-3-2
doffer, mannelijke duif kubber: köpper (Beverlo), køpər (Beverlo), køͅpər (Beverlo) doffer, mannetjesduif || duif, mannetje [ZND 18 (1935)], [ZND 39 (1942)] III-4-1
dokteren meesteren: mjèstere (Beverlo) dokteren III-1-2
dom lomp: lùmp (Beverlo), stom: stùm (Beverlo, ... ) dom || lomp (dom) || stom III-1-4
domme man stomme staart: stùmme stèt (Beverlo), stommerik: stùmmerik (Beverlo) dommerik III-1-4
dompelen in het water soppen: in ⁄t water soppen (Beverlo, ... ), in het water steken: in t woater stêken (Beverlo), in ⁄t wôâter stêken (Beverlo, ... ), soppen: in t waoter soppe (Beverlo), in t water soppen (Beverlo) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderbeestje donderbeestje: dùnerbisteke (Beverlo) donderbeestje III-4-2
donderen donderen: donneren (Beverlo, ... ), donderen.  donərə (Beverlo) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4