e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverlo

Overzicht

Gevonden: 2283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
driftig colrig (<fr.): kōlê"reg (Beverlo), dik: dik (Beverlo), giftig: gifteg (Beverlo), kort van stof zijn: ko"t va stof zèn (Beverlo), krikkel: krikkel (Beverlo), kwaad: kood (Beverlo), koot (Beverlo), pertig: pètig (Beverlo) driftig [ZND 23 (1937)] || driftig (zie ook katoen) || driftig (zie ook katoen)ko"t va stof zèn III-1-4
drijftol kokkerel: koekerel (Beverlo, ... ), kukəreͅl (Beverlo), De jun spilde mi den dop (ùf mi de kùkerel).  kùkerèl (Beverlo), vgl. pag. 261: tol, zie drijftol, priktol.  kùkerel (Beverlo) Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Drijftol. || Werptol. III-3-2
drijfzand loopzand: luəpsant (Beverlo) loopzand [N 27 (1965)] III-4-4
dringen dringen: drengə (Beverlo), dringe (Beverlo), dringə (Beverlo) dringen [ZND A1 (1940sq)] || niet dringen ! [ZND 33 (1940)] III-1-2
drinkbeker beker: bēkər (Beverlo), bierpot: bierpot (Beverlo) drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
drinken drinken: drinke (Beverlo) drinken III-2-3
drinkglas bierglas: bierglas (Beverlo), drinkglas: drinkglas (Beverlo), glas: glaos (Beverlo), glas (Beverlo), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  glas (Beverlo), gloas (Beverlo), kapper: spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  kapper (Beverlo), pint: pent (Beverlo), pint (Beverlo) drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] || glas [ZND 35 (1941)] III-2-1
drinkglas met voet kapper: kapper (Beverlo), roemer: spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  roe\"mer (Beverlo, ... ) drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] || roemer || wijnglas III-2-1
droesem dik: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  dik (Beverlo) droesem [ZND 23 (1937)] III-2-3
droog blijven t blijft over]: het trekt over.  ət trēͅkt ø͂vər (Beverlo) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] III-4-4