e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

Gevonden: 2943
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huurpenning meepenning: meepenning (Beverst) Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)] III-3-1
iemand uitschelden keken: kèkə (Beverst), uitlachen: autlàchə (Beverst), uitschelden: autschoewə (Beverst) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-1-4
ijken ijken: de gewichtə zin gəēkt (Beverst) De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)] III-3-1
ijsnagels ijsnagelen: ē̜.snīǝ̜.gǝl (Beverst  [(enk -nǭ.gǝl)]  ) Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.] II-11
ijspegel ijskietel: ijskittəl (Beverst) ijskegel [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijsvogel ijsvogel: Frings  ēͅi̯əsvōəgəl (Beverst), IPA, omgesp.  ɛ̄svogəl (Beverst) ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
ijver ijver: hej hət viəl īvər (Beverst) Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)] III-1-4
ijzelen het is glattig: het es gloatəg (Beverst, ... ), (adj.).  glooitəg (Beverst) ijzel [ZND 36 (1941)] || ijzelen [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijzeren deurtje voor het ovengat ovendeksel: [oven]dę̄ksǝl (Beverst) Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b] I-6
ijzeren eg ijzeren [eg]: ē̜.zǝrǝ [eg] (Beverst) De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ‚àÜ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.] I-2