e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jong dat pas kan vliegen pieper: pī.pər (Beverst) Jong dat kan vliegen. [Goossens 1a (1955)] III-3-2
jong dat pluimen begint te krijgen (zn.) stoppeljong: stòpəljo.ŋk (Beverst) Duivenjong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1a (1955)] III-3-2
jong van een dier jong: joŋk (Beverst) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.] I-11
jong van een rund kalf: kalf (Beverst) [N 3A, 4] I-11
jong varken bag: bax (Beverst), báx (Beverst), baggen (mv.): bage (Beverst), bagje: bɛxskǝ (Beverst) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12
jonge gans jonge gans: juŋ gās (Beverst), kuiken: kē̜.kǝ (Beverst) De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.] I-12
jonge geit mettetje: mɛtǝkǝ (Beverst) [N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.] I-12
jonge kip pul: pęl (Beverst) Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.] I-12
jongen jong: jong (Beverst, ... ) jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)] III-2-2
jongen ter wereld brengen lammen: lamǝ (Beverst) [N 77, 94] I-12