e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kneu berp: Frings  beͅrəp (Beverst), vlasvink: Frings  vlāəsviŋk (Beverst) kneu (13,5 wit in vleugel en staart; wilde man heeft in zomer rood voorhoofd en borst; hele jaar hier; veel op trek; broedt in veld en hei; roep [tut-tut-tut]; leuke zang; geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
kneuzen blutseren: blitsījeren (Beverst), nutsen: netsen (Beverst) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knevels knevels: knei̯vǝls (Beverst) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knie knie: kni (Beverst), knie (Beverst), knī (Beverst) knie [N 10b (1961)], [RND], [ZND 28 (1938)] III-1-1
kniezen grommelen: groemmele (Beverst) Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)] III-1-4
knijpen pitsen: pitse (Beverst), pitsə (Beverst) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] || iemand in de arm nijpen [ZND 34 (1940)] III-1-2
knikker huif: hijf (Beverst), met heiven spelen (Beverst), , /  heive (Beverst) Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] || knikkers [SND (2006)] || Lievelingsspel 4. [SND (2006)] III-3-2
knikkeren huiven: hejvə (Beverst), met huiven spelen: met heiven spelen (Beverst) Lievelingsspel 4. [SND (2006)] || Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)] III-3-2
knikkers laten stuiteren schiethuiven: sjIthejvə (Beverst) Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] III-3-2
knipogen een oog toepitsen: n oug taupitse (Beverst) knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)] III-1-1