24541 |
lis (alg.) |
lis:
les (Q072p Beverst),
lēͅsch (Q072p Beverst)
|
lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|
18051 |
litteken |
litteken:
lijteeke (Q072p Beverst)
|
een litteken [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
keken:
kɛ̄.kǝ (Q072p Beverst),
toeten:
tūtǝ (Q072p Beverst)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
34137 |
loeien van de koe van pijn |
toeten:
tūtǝ (Q072p Beverst)
|
[N 3A, 5e]
I-11
|
17721 |
loeren |
loeren:
lūrə (Q072p Beverst),
lonken:
lūnkə (Q072p Beverst)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
ət luf (Q072p Beverst)
|
het lof [RND]
III-3-3
|
33813 |
lomp paard |
karhengst:
kārheŋs (Q072p Beverst),
stommerik:
stomǝrek (Q072p Beverst)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
34264 |
longen |
licht (enk):
līx (Q072p Beverst)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|
31186 |
loodgieter |
loodgieter:
lǭt˲gitǝr (Q072p Beverst)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|
30081 |
loodplank |
loodplank:
lowtplaŋk (Q072p Beverst),
lōtplaŋk (Q072p Beverst)
|
Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is. Zie ook afb. 30. De loodplank werd als volgt vervaardigd. In een rechthoekig houten bord sloeg men aan de bovenkant, in het midden, een haak. Vanuit die haak werd een loodlijn getrokken naar de onderzijde van het bord. Aan de haak werd een touw met ijzeren gewichtje (vgl. het schietlood) bevestigd. Als men wilde controleren of een muur waterpas was, werd de loodplank er bovenop geplaatst. Wanneer het gewicht ten opzichte van de streep naar links of rechts uitweek, was de muur niet horizontaal. Naast de vierkante loodplank kende men ook een driehoekig model. [N 30, 12c; monogr.]
II-9
|