e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lis (alg.) lis: les (Beverst), lēͅsch (Beverst) lis [ZND 29 (1938)] III-4-3
litteken litteken: lijteeke (Beverst) een litteken [ZND 37 (1941)] III-1-2
loeien van de koe in het algemeen keken: kɛ̄.kǝ (Beverst), toeten: tūtǝ (Beverst) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeien van de koe van pijn toeten: tūtǝ (Beverst) [N 3A, 5e] I-11
loeren loeren: lūrə (Beverst), lonken: lūnkə (Beverst) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lof lof: ət luf (Beverst) het lof [RND] III-3-3
lomp paard karhengst: kārheŋs (Beverst), stommerik: stomǝrek (Beverst) [JG 1a; N 8, 62h] I-9
longen licht (enk): līx (Beverst) De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b] I-11
loodgieter loodgieter: lǭt˲gitǝr (Beverst) Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.] II-11
loodplank loodplank: lowtplaŋk (Beverst), lōtplaŋk (Beverst) Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is. Zie ook afb. 30. De loodplank werd als volgt vervaardigd. In een rechthoekig houten bord sloeg men aan de bovenkant, in het midden, een haak. Vanuit die haak werd een loodlijn getrokken naar de onderzijde van het bord. Aan de haak werd een touw met ijzeren gewichtje (vgl. het schietlood) bevestigd. Als men wilde controleren of een muur waterpas was, werd de loodplank er bovenop geplaatst. Wanneer het gewicht ten opzichte van de streep naar links of rechts uitweek, was de muur niet horizontaal. Naast de vierkante loodplank kende men ook een driehoekig model. [N 30, 12c; monogr.] II-9