33015 |
nazaaien, bijzaaien |
herzaaien:
hɛrzēǝ (Q072p Beverst)
|
Als het gewas slecht opkomt -dit gebeurt met zaad van slechte kwaliteit of bij grote vochtigheid-, moet er worden nagezaaid. [JG 1a; monogr.]
I-4
|
20361 |
neef |
neef:
neef (Q072p Beverst)
|
neef [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
nīt (Q072p Beverst)
|
neet, luize-ei [ZND A1 (1940sq)]
III-4-2
|
21475 |
neger |
neger:
neger (Q072p Beverst)
|
neger [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
17629 |
nek |
nak:
nak (Q072p Beverst),
nek:
nak (Q072p Beverst)
|
nek [N 10b (1961)] || Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
nieemen (Q072p Beverst),
pakken:
pakkə (Q072p Beverst, ...
Q072p Beverst),
pakə (Q072p Beverst)
|
nemen [ZND 25 (1937)] || pakken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
32853 |
nerf van de weide |
groes:
grūǝs (Q072p Beverst)
|
Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.]
I-3
|
24218 |
nestverlater |
op het uitvliegen:
ze zin op’t aoutvlīgə (Q072p Beverst)
|
jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)]
III-4-1
|
25594 |
netborstel |
handborstel:
handbosǝl (Q072p Beverst)
|
Borstel, kwast of handveger die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. Volgens informanten (in L 289b, L 318b en Q 18, Q 112b) gebeurt dit ook wel met de hand. [N 29, 40b; monogr.]
II-1
|
25595 |
netvloeistof |
water:
wǭtǝr (Q072p Beverst)
|
Vloeistof die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. In dit lemma zijn alleen de benamingen opgenomen die een vloeistof of vloeibare substantie aanduiden. Naast een vloeibaar middel gebruikt men ook wel eens een vast product blijkens de opgaven suiker (Q 121), ei (L 269, Q 117a), aardappelenmeel (K 278, L 383, Q 97), bloem (Q 95). Deze laatste benamingen zijn niet verder in dit lemma opgenomen. Daarnaast zijn er allerlei combinaties van een vloeistof met een andere vloeistof of een vast product mogelijk zoals: water waarin wat suiker of ge-klopt eiwit (L 427), meel en water (L 291, Q 35), aardappelmeel met water (L 292, 321, 330, Q 121e), koffie en melk (Q 12), geklopt ei met melk (L 432), witte bloem met water (L 377), eiwit en water (Q 18), zemelen en water (L 270). Deze combinaties zijn ook niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteindelijk valt het lemma uiteen in twee groepen. De ene groep bevat algemene benamingen voor "netvloeistof", de tweede groep geeft de benamingen van een bepaald soort vloeistof of vloeibare substantie die als "netvloeistof" gebruikt wordt. [N 29, 40c; N 29, 40d; monogr.]
II-1
|