21415 |
pennenhouder |
pennensteel:
pennesteel (Q072p Beverst)
|
pennenhouder [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
33717 |
penwortel van een den |
pijl:
piǝl (Q072p Beverst)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
17911 |
persen |
werken:
werken (Q072p Beverst)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11
|
28656 |
pershoning |
doorgedane honing:
dǫrgǝdø̜nǝn hū.ǝneŋ (Q072p Beverst)
|
Honing die men verkrijgt door de raten te persen, zodat de honing eruit loopt. Na verwijdering van de blanke, gave stukken raathoning doet men de onregelmatige stukken honingraat, nog niet verzegelde honing, open en gesloten broed, stuifmeelraten, grof werk, moerdoppen, dode bijen en ander afval in zakken van kaasdoek. Deze legt men in de honingpers, waarin ze onder grote druk de nog resterende honing prijs geven (De Roever, pag. 167). Deze geperste honing blijft echter na zeven en klaren toch een produkt van mindere kwaliteit. [N 63, 116b; N 63, 115d; N 63, 115c; JG 1a; monogr.]
II-6
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
geen gemakkelijke:
`t es genne gemèkeleke (Q072p Beverst)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
24856 |
perzikkruid |
reutsel:
rętsǝl (Q072p Beverst)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
muts:
moets (Q072p Beverst)
|
pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
petersel:
pē.tərsel (Q072p Beverst),
peterselie:
pētərsēli (Q072p Beverst)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
21063 |
peul |
peul:
paol (Q072p Beverst),
schaal:
schoël (Q072p Beverst),
sjole (Q072p Beverst),
shoule
soͅ.lə (Q072p Beverst)
|
de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] || groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33508 |
peul, dop (znw) |
peul:
pool (Q072p Beverst),
schaal:
schoəl (Q072p Beverst),
sjole (Q072p Beverst),
šōͅ.l (Q072p Beverst),
šoͅ.lə (Q072p Beverst)
|
[Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] [ZND 40 (1942)]
I-7
|