e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rapen rapen: rǭ.pǝ (Beverst) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rat rat: rat (Beverst) rat [ZND A1 (1940sq)] III-4-2
rauw rauw: rooə vlēs (Beverst) Rauw vlees. [ZND 41 (1943)] III-2-3
rechte, vormeloze benen stokken: steͅkə (Beverst) benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] III-1-1
rechtstaande oren steekoren: stēͅkōͅwrə (Beverst) oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] III-1-1
reeks, rij rij: rĕi (Beverst) rij [ZND 19A (1936)] III-4-4
regelrad radje: rēǝtšǝ (Beverst) Rad waarmee men de afstand tussen de beide molenstenen kan regelen. De pan in het pasblok is daartoe op een ijzeren lat bevestigd, die met behulp van het rad op en neer geschroefd kan worden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛlicht, steenlichtɛ.' [Vds 114; Jan 148; Coe 128; Grof 152] II-3
regels rijbanden: ręjbē̜n (Beverst) De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld] II-9
regen (alg.) regen: renger (Beverst), rēəngəl (Beverst), riəgəl (Beverst) regen [ZND 23 (1937)] III-4-4
regenen (alg.) regenen: (⁄ t was zo goed als zĭjəker, dat het) renggəre zō (Beverst), reͅŋərə (Beverst) regenen [ZND A1 (1940sq)] || Regenen. ¯t Was zo goed als zeker, dat het zou regenen. [ZND 46 (1946)] III-4-4