24235 |
roek |
raaf:
Frings
rōͅf (Q072p Beverst)
|
roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
weer:
wēr (Q072p Beverst)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
pik, pik, pik:
pek, pek, pek (Q072p Beverst)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
sjiep, sjiep, sjiep:
šīp, šip, šip (Q072p Beverst)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34217 |
roepwoord voor de stier |
kom:
kǫm (Q072p Beverst)
|
[N 3A, 13]
I-11
|
19441 |
roestplek |
ijzermaal:
afbrokkelend verroest ijzer
ijzərmoəl (Q072p Beverst),
roestvlek:
vlekken in linnen
roesvlekkə (Q072p Beverst)
|
roestplek [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
19410 |
roet |
gekruist:
de ketel is ~
gəkroͅu̯št (Q072p Beverst)
|
rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
32976 |
rogge |
koren:
kōǝ.n (Q072p Beverst)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20760 |
roggebrood |
zwart brood:
zwat brōd (Q072p Beverst)
|
roggebrood [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
18284 |
rok: algemeen |
jupe (fr.):
jaoup (Q072p Beverst)
|
rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)]
III-1-3
|