e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

Gevonden: 2943
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeien schouwen: šuǝn (Beverst), šān (Beverst) Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.] II-1
broek broek: brok (Beverst) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek: algemeen broek: broek (Beverst, ... ), broĕk (Beverst), u kort als in het Duits  bruk (Beverst) broek [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
broekkettingen kettelen van de achterhaam: (enk)  kętǝl van dǝn ātǝrhǭǝm (Beverst) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broeksriem? riem: rīm (Beverst) riem [ZND A2 (1940sq)] III-1-3
broer broer: breir (Beverst) broeder; dat is zijn broeder [ZND 08 (1925)] III-2-2
brokkelhoef sprokvoeten: sprǫkvīt (Beverst) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
brompot grommelaar: groemmĕler (Beverst) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
bron bron: brǫn (Beverst) Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8
bronstig breustig: brē.stex (Beverst) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12