e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

Gevonden: 2943
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eindvoor in het midden voor: [voor] (Beverst) De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
ekster ekster: Frings  eͅkster (Beverst), IPA, omgesp.  ɛkster (Beverst), hanno: Frings  heͅnu (Beverst), IPA, omgesp.  hɛnoͅu̯ (Beverst) ekster (46 overal bekende zwart-witte vogel met lange flodderstaart; broedt in grote stevige takkennesten hoog in hoge bomen (populieren vaak tam gemaakt [N 09 (1961)] III-4-1
eksteroog eksteroog: eksteroog (Beverst), eksterouch (Beverst) eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)] III-1-2
elastiek kattepees: katǝpęjǝs (Beverst) Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.] II-7
elders, ergens anders erres anders: erres annès (Beverst) Overvloed. Hier vindt ge die planten niet, maar elders (ergens anders, ievers, ...) groeien ze in overvloed. [ZND 44 (1946)] III-4-4
elektriciteit elektriek: elektrik (Beverst) electriciteit [ZND 34 (1940)] III-2-1
elektrische tram elektrieken tram: elektrikke tram (Beverst) Een electrische tram. [ZND 34 (1940)] III-3-1
emmer tob: toͅp (Beverst, ... ) emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] III-2-1
endeldarm naarsdarm: də nōͅzdeͅrm (Beverst) endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)] III-1-1
engel engel: n ingəl twe ingələ (Beverst) Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)] III-3-3