e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

Gevonden: 2943
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
evenaar, tweespanszwenghout dobbele koppelschei: dǫbǝl [koppelschei] (Beverst), warsschei: wiǫsšęi̯ (Beverst) De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.] I-2
evene evie: īǝ.vi (Beverst) Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31] I-4
fazant fazant: Frings  fəzānt (Beverst), IPA, omgesp.  fəzānt (Beverst) fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)] III-4-1
feest feest: het fēs es afgelope zonder da ze gezoenge ho-en (Beverst) Feest: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] III-3-2
feestdag van sint-maarten sint-maarten: sint matte (Beverst) Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)] III-3-3
fiets velo: də twē vilōs krijsə məlkânər (Beverst), villo (Beverst) De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] || fiets [ZND 44 (1946)] III-3-1
fietsen jagen: Enkel wat fiets aangaat.  joawəgə (Beverst), Met fiets: joawege;  joawege (Beverst) rijden [ZND 25 (1937)] III-3-1
fijngebouwd fijn: fē̜i̯ǝn (Beverst) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9
fitis ovenmakertje: Frings  ōvəmēͅkərkə (Beverst) fitis (11 talrijk in boompjes en struiken; zang zacht en zoetvloeiend [N 09 (1961)] III-4-1
flank flanken: fla.ŋkǝ (Beverst) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9