| 20838 |
flauw |
flauw:
flaa (Q072p Beverst)
|
meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
| 19288 |
flikflooien |
fletsen:
ook materiaal znd 23, 55
fletsen (Q072p Beverst),
flikflooien:
ook materiaal znd 23, 55
flikkeflooien (Q072p Beverst),
mouwstrijken:
ook materiaal znd 23, 55
moustrijke (Q072p Beverst)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 18021 |
fluim |
fluim:
[ontrondingsgebied -> fluim; *vlijm, flijm]
flijn (Q072p Beverst),
klans:
klĕns (Q072p Beverst),
rochel:
roəxəl (Q072p Beverst)
|
fluim [ZND 23 (1937)], [ZND A2 (1940sq)]
III-1-2
|
| 18024 |
fluimen uitspuwen |
klonsen:
kloͅnsə (Q072p Beverst)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 21345 |
fluisteren |
fezelen:
Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.
fiezele (Q072p Beverst)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
| 24147 |
fluiter |
boskeit:
Frings
boͅskɛ̄t (Q072p Beverst)
|
fluiter (12,5 alleen in hoge loofbossen; vrij zeldzaam; roep vrij luid [djuu-djuu]; zang onder het vliegen [tjip-tjip-tjip-tjirrrrrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
| 28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (Q072p Beverst)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
| 18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
en floere broek (Q072p Beverst),
’n floere broek (Q072p Beverst)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
| 33755 |
fokmerrie |
kweekmeer:
kwē.kmęr (Q072p Beverst)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
| 34312 |
fokzeug |
baggelzoog:
bagǝlzō.ǝx (Q072p Beverst),
drijfzoog:
drē̜.fsō.ǝx (Q072p Beverst)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|