e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

Gevonden: 2943
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebrekkig persoon gebrekkelijke, een -: em gebre͂kkelike (Beverst), gebrekkige, een -: n gebrekkige (Beverst) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] III-1-2
gebruik gebruik: gebreik (Beverst), gewente: gewĕĕnte (Beverst), gewinte (Beverst), manier: manier (Beverst) Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] III-3-2
gedrongen postuur gestuikt: (gestuikt)  hə es xəstoͅuk (Beverst) gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)] III-1-1
gedrukt gedrukt: gǝdrękt (Beverst) Een slecht passend tuig - vooral het gareel bij het trekken - drukt door op de huid. Het paard krijgt drukwonden en vlekken. Vgl. het lemma ''witte vlekken'' (7.34). [N 8, 94b] I-9
gedwee braaf: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  braaf (Beverst), gewillig: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  gewillig (Beverst) gedwee [ZND 01 (1922)] III-1-4
geelgors gele schrijver: Frings  gēͅlə šreͅi̯əvər (Beverst) geelgors (16,5 bruine stuit; man heeft meer of minder geel aan kop en borst; hele jaar overal buiten stad en dorp te zien; ook veel op trek; bekraste eitjes; roep [tsp]; zang eenvoudig [ti-ti-ti-ti-...du]; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
geen ... waard geen cent waard: gen cent wiet (Beverst) Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1
geer geer: gjir (Beverst), gēr (Beverst) Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.] II-7
geerakker geer: gēr (Beverst), kortvoren: kǫt˲voǝrǝ (Beverst), kǫt˲vōǝrǝ (Beverst) Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.] I-1
geeuwen gapen: gōͅpə (Beverst), goͅəpə (Beverst) gapen [N 10 (1961)] || geeuwen (als men slaperig is) [ZND 34 (1940)] III-1-2