e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

Gevonden: 2943
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glad, glijdend glad: glaod (Beverst, ... ), gload (Beverst, ... ) glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)] III-4-4
gladde ijzerdraad weidraad: wei̯droǝt (Beverst) Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.] I-8
glijbaan schuifaf: /  sjeifoaf (Beverst) schuifaf [SND (2006)] III-3-2
glijden sleuren: sleiĕre (Beverst) hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)] III-1-2
glimworm vuurmade: viermoi̯ (Beverst), viermŏj (Beverst) glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] III-4-2
goed liggen goed: gut (Beverst) Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51] I-11
goed luisteren goed luisteren: gud leisteren (Beverst) goed luisteren [ZND 30 (1939)] III-1-1
goed uit de weg kunnend rap: rap (Beverst) Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d] I-9
goede vleeskoe vette koe: vē̜tǝ ku (Beverst) Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b] I-11
goede- opbrengst geven opbrengen: ǫbręŋǝ (Beverst) Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39] I-4