e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

Gevonden: 2943
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haarhamer haarhamel: hǭrhǭ.mǝl (Beverst), hǭrhǭmǝl (Beverst), hǭu̯ǝrhǭmǝl (Beverst), haarhamer: hǭu̯ǝrhǭmǝr (Beverst) De haarhamer is een vrij zware (ongeveer anderhalve kilo) ijzeren hamer met een korte houten steel, die speciaal wordt gebruikt om te haren. Het ijzeren deel loopt doorgaans aan beide kanten (soms aan één kant) uit in een scherpe bek van 3 à 4 mm. breed, die wel de baan wordt genoemd. De zuiverheid van deze baan is van belang om goed te kunnen haren. Van tijd tot tijd wordt de baan van de bek door de smid weer bijgesteld. Zie afbeelding 7b, nummer 1. [N 18, 86; JG 1a, 1b, 2c; L 1 a-m; L 26, 4; S 12; add. uit N 11, N 14, 131; N 15; N 27; A 4, 28; A 23, 16; L 20, 28; Lu 1, 16; mongr.] I-3
haarkrans haarband: hō.rba.nt (Beverst) Deel van de paardevoet waar de hoef aan het vlees vastzit. Elke hoef heeft een haarkrans of kroonrand tussen de hoef en de koot. Deze haarkrans mag niet geschoren worden, omdat de daar aanwezige haren tot bescherming van de uiterst gevoelige kroonrand dienen. [JG 1a, 1b; N 8, 32.7, 32.8, 32.15 en 32.16] I-9
haarscheiding schei: šēj (Beverst) scheiding in het haar [scheej, streep] [N 10 (1961)] III-1-1
haarspit haarbol: hārbǫl (Beverst), hǭrbǫl (Beverst), spie: spī (Beverst) Het haarspit is het draagbare aambeeldje waarop de zeis wordt gehaard. Het bestaat uit een ijzeren pin met een verstaalde enigszins bolle kop, die doorgaans vierkant van omtrek is en tot buiten de pin uitsteekt. Het haarspit kan in de grond worden gestoken (in het veld), of in een haarblok (op de boerderij). Om te verhinderen dat het haarblok te ver in de grond of het haarblok wordt gedreven, heeft men aan het haarspit, enkele centimeters onder de kop, een extra onderdeel vastgemaakt; dit kan bestaan uit enkele ringetjes, meestal twee of vier, een rond of vierkant plaatje, of uit twee dwarspinnetjes (spieën, die doorgaans van hout zijn). Als men het haarspit in de grond steekt, legt men vaak twee blokjes, plankjes of stenen onder de ringetjes of de spieën. De door de informanten opgegeven benamingen voor dit onderdeel van het haarspit staan achteraan in dit lemma. Zie afbeelding 7b, nummer 2. [N 18, 87, JG 1a, 1b, 1d, 2a, 2c; A 4, 28e; L 20, 28e; add. uit N 14, 131; N 18, 68f, 85 en 87; A 23, 16; Lu 1, 16; monogr.] I-3
haarwrong knot: knoͅt (Beverst), kuif: kuf (Beverst) haarwrong van een vrouw [knutje, tres, tots] [N 10 (1961)] III-1-1
haasje-over bokspringen: /  bokspringe (Beverst) haasje-over [SND (2006)] III-3-2
haast hebben zich spoeden: spoeien (Beverst), spoeje (Beverst), zich spujən (Beverst) Grooten haast hebben [ZND 26 (1937)] III-1-4
haastig haastig: heestig (Beverst) haastig [ZND 26 (1937)] III-1-4
hagedis hagedis: hoͅgədis (Beverst) hagedis, de gewone, lacerta agilis [ZND 47 (1950)] III-4-2
hagelsteen, hagelkorrel (mv.) hagelklit: haogelklit (Beverst), hagelsteen: hoəgəlstēn (Beverst), hoͅgəlstēn (Beverst) hagelsteen, zo dik als ... [ZND 26 (1937)] III-4-4