20508 |
een kater hebben |
een kater hebben:
ne kaoter hébbe (Q083p Bilzen)
|
een kater hebben [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21969 |
een klein plankje als zitplaats voor de duif |
plankje:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
e plênkske (Q083p Bilzen),
zitplankje:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
zitplênkske (Q083p Bilzen)
|
een klein plankje dienend als zitplaats voor de duif. Elke duif heeft zo meestal een vaste plaats. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17887 |
een kuil graven |
dabben:
Met de handen.
dabbe (Q083p Bilzen),
graven:
Met de schop.
graove (Q083p Bilzen)
|
Een kuil maken (dappen, graven) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19112 |
een lastig karakter hebbend |
lastig:
he es lestig (Q083p Bilzen),
niet gemakkelijk:
hé es ni gemèkelek (Q083p Bilzen),
niet mak:
ni mak (Q083p Bilzen)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
22474 |
een list gebruiken |
foefelen:
foeffele (Q083p Bilzen),
foetelen:
foêtele (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
lompen:
iem. loempe (foeffele?) (Q083p Bilzen)
|
een list gebruiken bij het kaarten [finten] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
30090 |
een muur opmetselen |
(een muur) opmetsen:
ǫpmɛtsǝ (Q083p Bilzen),
(een muur) opwerken:
ǫpwęrkǝ (Q083p Bilzen)
|
Al metselend een muur laag na laag hoger maken. Een muur die zo werd opgetrokken werd in K 353 een 'muur in opbouw' ('mȳr en up˱bē̜jǝf') genoemd. Het resultaat was volgens een aantal invullers een 'volle muur' ('volǝ mȳr', K 353; 'volǝ myǝr', K 278; 'vǫlǝ mūr', Q 197, 197a; 'vol mūr' L 364). Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen de lemmata 'Metselen' en 'Muur'. [N 31, 27; N 31, 32b; monogr.]
II-9
|
30077 |
een muur uitloden |
een muur afloden:
nǝ mur ǭflǫwtǝ (Q083p Bilzen),
een muur loden:
nǝ mur lǫwtǝ (Q083p Bilzen)
|
De verticale stand van een muur of profiel controleren met behulp van een schietlood. [N 31, 10b]
II-9
|
30162 |
een muur voegen |
voegen:
vūgǝ (Q083p Bilzen)
|
De voegen tussen metselstenen met voegmortel opvullen. Voegwerk wordt doorgaans na het metselwerk uitgevoerd. De voegen worden daartoe met behulp van de voegkrabber ter diepte van 1,5 à 2 cm uitgekrabd waarna de mortel vanaf een plankje door middel van een voegspijker in de voeg wordt gebracht. Voor de lintvoegen gebruikt men een lange voegspijker, voor de stootvoegen een korte. [N 32, 32; monogr.]
II-9
|
30085 |
een muur waterpassen |
waterpassen:
wǫtǝrpasǝ (Q083p Bilzen)
|
De horizontale stand van een muur controleren met behulp van de waterpas. [N 31, 10c; monogr.]
II-9
|
17843 |
een nachtmerrie hebben |
de maar gehad hebben:
ich heb de moar gehad (Q083p Bilzen)
|
Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|