31407 |
freesboor |
frees:
frē̜s (Q083p Bilzen
[(ook om bramen te verwijderen)]
)
|
Boorijzer waarmee men het boveneinde van geboorde gaten verwijdt om op deze wijze koppen van schroeven, klinknagels of bouten te kunnen verzinken. De freesboor bestaat uit een stalen spil die met één uiteinde past in de boormachine. Het andere uiteinde is voorzien van een stalen schijf waarin zes of meer tandvormige inkepingen zijn gevijld. De freesboor heeft ongeveer dezelfde functie als de soevereinboor. Het belangrijkste verschil is dat de soevereinboor een conisch boorgat oplevert. Zie ook afb. 116. [N 33, 164; N 33, 149, add.]
II-11
|
31875 |
freesmachine |
top:
dǫp (Q083p Bilzen),
toupie:
tupi (Q083p Bilzen)
|
Machine, bestaande uit een metalen frame waarop een verticale as is aangebracht die voorzien is van een aantal beiteltjes. Met de freesmachine kunnen inkervingen in het hout worden aangebracht. Ze wordt ook gebruikt om bepaalde profielen in het hout aan te brengen en is dan vaak de vervanger van de profielschaven. Zie ook afb. 56. [N 53, 86a; monogr.]
II-12
|
31876 |
frezen |
lijsten aanschaven:
lēstǝn ǭnšǭvǝ (Q083p Bilzen),
lijsten aanstoten:
lēstǝn ǭnstǫwtǝ (Q083p Bilzen),
op de toupie werken:
ǫp˱ dǝn tupi węrkǝ (Q083p Bilzen),
over de top gaan:
iǝvǝr dǝn dǫp ˲gǫn (Q083p Bilzen)
|
Het hout met behulp van de freesmachine bewerken. [N 53, 109a; monogr.]
II-12
|
31877 |
frezer |
man aan de top:
man ǫn dǝn dǫp (Q083p Bilzen),
man aan de toupie:
man ǫn dǝn tupi (Q083p Bilzen)
|
De man die de freesmachnie bedient. [N 53, 175c]
II-12
|
32154 |
friseren |
friseren:
freziǝrǝ (Q083p Bilzen)
|
Hout- of fineerstroken zodanig plaatsen, dat hun voegen zich straalsgewijs rond eenzelfde punt schikken. Zie ook afb. 168. [N 56, 24a]
II-12
|
17598 |
fronsen |
fronsen:
fronse (Q083p Bilzen)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20586 |
fruit bewaren |
inmaken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
inmoaken (Q083p Bilzen),
mouten:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
mouten (Q083p Bilzen)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
20494 |
fruit eten |
knotsen:
knotse (Q083p Bilzen)
|
(veel, onrijp) fruit eten [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33529 |
fruit, ooft |
fruit:
freet (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
20536 |
fruiten |
bruin bakken:
braun bakke (Q083p Bilzen),
bruinen:
braune (Q083p Bilzen),
snirken:
snèrke (Q083p Bilzen)
|
aanbraden in boter [N 80 (1980)] || vlees of uien bruin braden (fruiten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|