20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
aanhouden:
aonhaage (Q083p Bilzen),
het doen:
Eufemistisch.
t dōēn (Q083p Bilzen),
jallen:
Verouderd.; cf. Tongeren Wb. s.v. "jalle"2) coïre
jalle (Q083p Bilzen),
met de kruiwagel varen:
Schertsend.
met de krauwwaogel vaore (Q083p Bilzen),
met een in bed liggen:
mèteen èn bèd gelaege (Q083p Bilzen),
met een slapen:
mèteen gesloppe (Q083p Bilzen),
naar het bed gaan:
Eufemistisch.
noe t bèd gon (Q083p Bilzen),
opeenzitten:
hèbbe al opee gezaete (Q083p Bilzen),
poepen:
poeppe (Q083p Bilzen)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33790 |
geslachtsorgaan van de hengst als geheel |
gemecht:
gǝmē̜k (Q083p Bilzen)
|
[JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
32063 |
gesmede spijker |
gesmede nagel:
gǝsmiǝ nǭgǝl (Q083p Bilzen)
|
Een spijker die door de smid gesmeed is. Zie ook de paragraaf over de nagelsmid in wld II.11, pag. 139 - 140. [N 54, 12a; N 64, 104b; monogr.]
II-12
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hǭ.mǝl (Q083p Bilzen)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛ.rǝx (Q083p Bilzen),
bɛrx (Q083p Bilzen)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
broekengesp:
brŏĕkkəgàsp (Q083p Bilzen),
gasp:
gasp (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
gesp:
gasp (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
gàsp (Q083p Bilzen),
Verkl. gêspke.
gasp (Q083p Bilzen),
gespje:
gêspke (Q083p Bilzen),
sluiting:
andere bron
slooting (Q083p Bilzen)
|
de gesp aan de broek [N 59 (1973)] || De gesp op bepaalde damesschoenen en sportieve modellen. [N 60, 33] || De gesp op bepaalde damesschoenen en sportieve modellen? [N 60 (1973)] || Gesloten, vaak min of meer vierkant beugeltje, gewoonlijk met een al of niet aan een afzonderlijke spil zittende tong, aan het ene einde van een riem enz. bevestigd en waardoor het andere einde gestoken wordt, dat dan door de tong in de ring vastgehouden wordt (Van Dale, pag. 903). [N 62, 53; MW; monogr.] || gesp [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] || Hoe noemt U een gesp? [N 62 (1973)]
II-10, II-7, III-1-3
|
18475 |
gespenbottine |
bottine met gesp:
bottin mèt gaspe (Q083p Bilzen)
|
Kent u het woord gespenbottine? Wat betekent het, hoe ziet deze bottine er uit, en hoe spreekt u het woord uit? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
18274 |
gesteven hemd |
gestijfseld hemd:
e gestaiselt himme (Q083p Bilzen)
|
een gesteven hemd [ZND 07 (1924)]
III-1-3
|
18543 |
gestreepte broek |
ceremoniebroek:
sirrəmənīēbrŏĕk (Q083p Bilzen),
fantasiebroek:
fàntəzīēbrŏĕk (Q083p Bilzen)
|
de gestreepte broek van het jacquet [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18519 |
getailleerd colbert |
gecentreerde pit:
nə geséntrîerdə pit (Q083p Bilzen)
|
een getailleerd colbert [N 59 (1973)]
III-1-3
|