20645 |
griesmeelpudding |
semoule-crme:
smoelkraem (Q083p Bilzen)
|
crème van griesmeel, griesmeelpudding [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21495 |
griffel |
touche (fr.):
tus (Q083p Bilzen)
|
De stift, waarmee op die lei wordt geschreven. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17906 |
grijpen naar |
pakken:
pakke (Q083p Bilzen),
pakə (Q083p Bilzen),
scharren:
sjaren (Q083p Bilzen)
|
Naar iets grijpen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
18888 |
gril |
kuren:
ook materiaal znd 29, 16
kiere (Q083p Bilzen)
|
kuren (znw) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
33685 |
grind |
kiezel:
kizǝl (Q083p Bilzen),
kīzǝl (Q083p Bilzen)
|
Collectieve benaming voor de kleine keitjes die in grote menigte in diluviale gronden en op de bodem van de rivieren worden aangetroffen, kiezels. [S 11; L 1a-m; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
21220 |
grindweg |
grindweg:
grentwèg (Q083p Bilzen),
kiezelweg:
kiezelwèg (Q083p Bilzen),
kiezelwêg (Q083p Bilzen)
|
Hoe heet een weg die daarmee [steengruis (kleine stukjes steen)] bedekt is ? [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
24933 |
grindx |
grind:
grent (Q083p Bilzen),
kiezel:
kiezel (Q083p Bilzen)
|
grind [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
30451 |
groef |
groef:
grūf (Q083p Bilzen)
|
De met behulp van een ploegschaaf aangebrachte sleuf in de zijkant van een vloerdeel. [N 54, 132b]
II-9
|
31024 |
groeflip |
lip:
lep (Q083p Bilzen)
|
Het uitpuilende leer bij het maken van de groef, schuin in het leer. "Als men een groef snijdt, schuin in het leer, komt er wat leer naar buiten gepuild. Dat is de lip. Overigens is lip een vrij veel gebruikt woord voor elk dun uitstekende deeltje, al naar gelang de omgeving vanzelf duidelijk." (Liedmeier, pag. 17). [N 60, 108]
II-10
|
31023 |
groefmes |
groevemesje:
grūvǝmɛskǝ (Q083p Bilzen),
krabmesje:
krɛpmɛskǝ (Q083p Bilzen)
|
Het mes waarmee men groeven maakt. Volgens de informanten van K 278, L 387 en Q 253 kan dit mes ook een gewoon schoenmakersmes zijn. Liedmeier (pag. 9) heeft het over een speciaal mes met twee uitsteeksels. Deze vorm is handig om een regelmatige en een overal even ver van de rand verwijderde groef te snijden. Zie afb. 46. [N 60, 107]
II-10
|