e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groefschaaf groefschaaf: grūfšǭf (Bilzen) De schaaf van de ploegschaafset waarmee men de groeven schaaft. Zie afb. 42 en vergelijk ook het lemma ɛgroefɛ in wld II.9, pag. 158.' [N 53, 68a-b] II-12
groei tier: tir (Bilzen), was: was (Bilzen) Opgaven voor de uitdrukking "er zit geen groei in". [L 8, 7a; monogr.] I-4
groeien een scheut krijgen: Van kinderen, ook.  ne sjoët kreige (Bilzen), groeien: grui̯ǝ (Bilzen), profiteren: Van kinderen, ook.  proffetìëre (Bilzen), wassen: wasse (Bilzen), wasǝ (Bilzen), winnen: wèune (Bilzen) De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || Groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 106 (2001)] I-4, III-1-1
groen (kleur) groen: grien (Bilzen, ... ), grin (Bilzen, ... ) groen [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)] III-4-4
groene bladluis smilver: smoelber (Bilzen) insectjes onder een blad, groen [DC 68 (1993)] III-4-2
groene specht grote houtspecht: graute (h)ootspaet (Bilzen) specht, groene ~ (32 groen met gele stuit; komt vaak op de grond; roep lachend [kju-kju] [N 09 (1961)] III-4-1
groenling groenvink: eet "grien", zaad van rapen  griēnvènk (Bilzen) groenling (14,5 groenig, met gele vleugel- en staartplekken; nogal plompe vogel; broedt ook in dorp en stad, vaak in doornstruiken; nest van worteltjes, witte eitjes, rood bespikkeld; roep snel [tjuktjuktjuk]; zang heeft op het eind [swèèèè]; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
groente groente: verzamelfiche, ook mat. van ZND 01 (a-m)  griente (Bilzen), legumen: verzamelfiche, ook mat. van ZND 01 (a-m)  legume (Bilzen) groenten [ZND 24 (1937)] III-2-3
groenten bij elkaar zoeken legumen meteenzoeken: legumme mèteenzikke (Bilzen), legumen verzamelen: legumme verzaomele (Bilzen) groenten bij elkaar zoeken (moezelen) [N 80 (1980)] III-2-3
groentesoep legumensoep: n. alg. Dit is groentesoep  leguumesop (Bilzen) soep, gekookte groenten of stamppot [N 16 (1962)] III-2-3