e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hals hals: hals (Bilzen, ... ), nak: nak (Bilzen) hals [ZND 01 (1922)] || Hals van een kledingstuk. [N 62, 31a; MW] || Het gedeelte van de huid dat de hals bedekt. Zie afb. 1. [N 36, 4; N 60, 3f; N 60, 3g, N 60, 247] II-10, II-7, III-1-1
hals [wld ii.7, p.86] nek: Voor décolleté: t (h)àtsje, e devaoke (kanten inzetstukje in een décolleté. - nen tipnak (nen hals op nen tip aut (V-hals) - ne bootnak of -hals (ne vierkant(ig)e nak/hals) - nen (h)auge nak, ne stonden (h)als of nak, ne ronne nak (pêsserrond), ne kol marae of ne marine-kol.  nak (Bilzen) Hoe noemt U: de hals van een kledingstuk (hals, nek?) [N 62 (1973)] III-1-3
halsgat halskot: alskūt (Bilzen), halskūt (Bilzen), halsring: alsręŋk (Bilzen), halsręŋk (Bilzen), ring van de nak: ręŋk van dǝ nak (Bilzen) Uitsnijding voor de hals bij het colbert. [N 59, 97] II-7
halsketting kettel: en gooë kettel (Bilzen), gōt, ən gōə kettəl (Bilzen), gèwwe kettel (Bilzen), n goo kèttel (Bilzen), ketteltje: e goo(ë) kèttelke (Bilzen) een gouden ketting [ZND 01 (1922)] || Een gouden ketting [ketting, kettel, snoer] [N 114 (2002)] || goud, een gouden ketting [ZND 01u (1924)] III-1-3
halssnoer bracelet (fr.): Ook brazjelèt.  brazzelèt (Bilzen), collier (fr.): coljé (Bilzen), koljee (Bilzen), ketteltje: kèttelke (Bilzen) Halssnoer. Aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 114 (2002)] III-1-3
halssuçon halsneep: halsnēp (Bilzen), halspince-tje: halspɛ̃skǝ (Bilzen), halssuçon: halssǝson (Bilzen), halssǝsuŋ (Bilzen) Volgens de informant van L 271 wordt deze suçon toegepast bij een voorovergaand figuur. [N 59, 94e] II-7
halster halster: halstǝr (Bilzen) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] I-10
halve steen halve brik: hāvǝ brek (Bilzen) Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.] II-8
halvezool halvelap: hāvǝlap (Bilzen) Nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen. [N 60, 233b; N 60, 232a] II-10
halvezool [wld ii.10, p. 60] halvelap: haave lap (Bilzen) Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)] III-1-3